Vanaf mei 1976 heb ik mijn eerste officiële woning, Wagenaarstraat 39‘. Ineens is er meer ruimte en er moet wat meubilair bijkomen. Maar het budget van een werkstudent is beperkt. Vondsten op straat brengen af en toe uitkomst, maar zijn niet altijd volgens mijn smaak (arme mensen kunnen ook kritisch zijn).
Bij mijn vele wandelingen in de Dapperbuurt stuit ik op de Pontanusstraat op een leuk tweedehands-winkeltje. Tegenwoordig zou dat zich ‘kringloop’ noemen. Het is een hoekpandje tegenover de Roomtuintjes. De eigenaar noem ik ‘Jantje-van-alles’, maar ik weet niet of hij zich zelf zo noemt. Op Wittenburg had ik ook een scharrelaar gekend die zich zo noemde, vandaar.
De man verkoopt van alles, oude accu’s, serviesgoed, tijdschriften uit lang vervlogen tijden, bakken met roestige spijkers, schroeven en moeren, gereedschap uit de Middeleeuwen. Mijn belangstelling gaat uit naar mooie caféstoelen, die ik koop voor een habbekrats. Diverse daarvan sieren nog mijn huis.Als ik er kom zit ik voor ik het weet een paar uur met hem te praten. Hij is als zovelen ‘uit het volk’ een goed verteller. Ondertussen draait hij aan de lopende band sjekjes, hij is een hartstochtelijk roker. Dat heeft wel een prijs. Want zoals tegenwoordig algemeen bekend: roken is slecht voor de gezondheid. Niet in de laatste plaats voor hart en bloedvaten. Onze man is meermalen onder het mes
geweest voor de vervanging van vaten rond en buiten het hart. Hij is voor een flink deel van binnen uit teflon opgebouwd. Hij vertelt het met een zekere trots. Als medisch student vind ik het moeilijk om hem te berispen. Trouwens, af en toe rook ik een sjekje met hem mee.
We zijn nu minstens een generatie verder. Zulke winkeltjes bestaan volgens mij niet meer. Maar ik bewaar deze negotie nog steeds in mijn hart.