Als kind van een jaar of zes (dus rond 1954) loop ik aan mijn vaders hand door Helmond en hij gaat naar boekhandel Verhagen-de Reijdt. Daar koopt hij J.C. Bloem’s “Doorschenen wolkenranden”. Op de terugweg vertelt hij me wat poëzie is en hij leest me “De Dapperstraat” voor. Dat maakt een onuitwisbare indruk op me.
Als ik in 1969 in de Dapperbuurt kom wonen, heb ik het sonnet al tientallen malen gelezen en ken ik het uit mijn hoofd. Op mijn vaders begrafenis begin 2000 heb ik het voorgedragen. Ik kan Bloem alleen maar beamen: ook in sombere tijden hielp de Dapperstraat me erdoor.
Wat een genoegen om bij de Dapperstraat te wonen. Want weinig Nederlandse straten, zoals deze en de Sarphatistraat dankzij Nescio en de Transformatorweg dankzij Komrij, hebben het tot in de literatuur gebracht. Inderdaad, ook op druilerige of regenachtige dagen kan men in deze straat opkikken.
Op het Plein de grote groentenstal waar ik graag heen ga en de viskraam waar de zoon steeds zijn pa staat te beledigen, die er goedmoedig bij staat te lachen. De lingeriekraam waar de man zingt: “Ajax hep de Eurocup, maar ik hep de grootste Cup!’ Een fantastische winkel is de potten- en pannenzaak.
De aardige eigenaar is heel deskundig en getrouwd met een van de dochters van de oudste Chinese toko in de Nieuwmarktbuurt (DunYong). Ik ben wel jaloers op hem, met zo’n mooie Chinese vrouw. Ik kom er vaak. Eens is er een vrouw voor me, die een pan bestelt. Hij: welke maat, mevrouw? Welk materiaal, mevrouw? Welke kleur, mevrouw? Voor gas of elektra, mevrouw? Ze weet er helemaal niks van. Op elke vraag moet zij het antwoord schuldig blijven. Dan vraagt hij, zijn wenkbrauwen leuk bewegend: “Mevrouw, is er iemand die voor u zorgt?”