Dit verhaal kwam naar boven bij Bas van Waard tijdens het bezoek aan de manifestatie ‘namen en nummers’ op 4 mei 2015 op het Kastanjeplein.
Bas van Waard kwam naar de herdenking van Joodse bewoners uit de Oosterparkbuurt die tijdens de tweede Wereldoorlog afgevoerd en vermoord werden. Bij het archief van het project “namen en nummers” zocht hij naar iemand die gewoond heeft in het begin van de 3e Oosterparkstraat, waar Bas nu woont. Hij vond Nathan Cohen die op nummer 10 op 3 hoog heeft gewoond, in een huis dat voor kort nog aan de overkant van Bas woning stond. Voor hem heeft hij een naambordje gemaakt.
Deze persoonlijke en intense manier van herdenken bracht bij Bas onherroepelijk het verhaal weer naar boven dat zijn moeder - Anneke Mulder – hem zo vaak heeft verteld.
Anneke was 11 jaar toen de oorlog uitbrak en woonde in de Pythagorasstraat, waar ze vaak op straat speelde en bevriend raakte met Beppie Cohen, een Joods buurmeisje. Op een kwade dag werd de buurt afgezet door de Gestapo en reden de overvalwagens de wijk in. Alle Joodse mensen werden uit hun huizen gehaald en moesten de auto’s in, zo ook Beppie en haar familie. Anneke zag het gebeuren en gilde “Beppie, Beppie”. De vader van Anneke, Bas zegt “een bikkel van een vent was opa Eppo”, ging op de politieman toe en zei “neem de familie mee als het moet, maar laat het kind bij ons”. Hij werd weggeduwd en met de kolf van het geweer hard in zijn gezicht geslagen, de tanden uit zijn mond. Beppie moest ook mee en is net als haar familieleden nooit teruggekomen.
Anneke heeft tot haar dood in 2002 het verdriet en de kwelling gevoeld van deze herinnering. Zij heeft gezorgd dat er een boompje geplant is en een gedenksteen geplaatst is in het stukje van de Pythagorasstraat (ter hoogte van nummer 77) waar het allemaal gebeurd is.