Voor de Tweede Wereldoorlog waren er nog bijna geen auto’s. Bakkers, slagers, melkbezorgers enz. gebruikten de handkar, paard en wagen of zoals, de petroleumbezorger, een hondenkar. Vrijdags kocht menige huisvrouw een lekker maaltje vis aan de kar van de Volendammer visboer. Leo, de melkboer van de Oosterringdijk liet ons vaak meerijden op zijn paard en wagen. Ook de scharensliep kwam door de straat. Op zijn handkar bevond zich een groot vliegwiel dat door een riem een klein slijpsteentje aan het draaien kreeg. De voddenman riep : "Voddeie, ouwe — kleerkoop vodeeeee!!" En dan de schillenboer en de vuilnisman, allebei met paard en wagen, terwijl de pikzwarte kolenboer zakken kolen naar boven takelde of ze in de kelder in het kolenhok stortte. De putjesschepper met zijn ezelkarretje kwam met een speciaal schepje de regenputjes schoonmaken. En de liedjeszangers brachten luidkeels hun lied ten gehore en hielden hun pet op als er iets vanuit de bovenramen naar beneden gegooid werd. ‘s Zomers verscheen de ijscoman op een bakfiets met gekoeld ijs. Hij schreeuwde: "IJsco, IJsco, norico, drie, vijf en tien cent een pakje!" En sloeg daarbij met een stokje op een bel. Zondagsmorgens riepen de joodse fruitverkopers: "Meikersen, het benne mooie kersen" of "Mooie aardbei, twee kwartjes een kilo!" en "Heipalen, mooie bananen, drie voor een dub." In de wintermaanden werden op het Hogewegpleintje kastanjes geroosterd. De koopman stond daar met een handkar en zijn roep "Gepiepte kastanjes" klinkt nog in mijn oren! Op zondagavonden verscheen er een krantenverkoper met de voetbaluitslagen: "De Cetem" roepend. Wij riepen dan: "Stop hem in je zak en vergeet hem."
Tegenwoordig wordt praktisch niets meer aan huis bezorgd. Wat kan een straatbeeld in vijftig jaar veranderen!