Mijn zusje en ik gingen vaak naar onze opa en oma. Zíj woonden in de Transvaalstraat en wíj in de Majubastraat, dus het was vlak om de hoek. We waren er altijd welkom en gingen er ook vaak eten. De groenten kwamen van opa's eigen volkstuin bij het Amstelstation. Hij had daar een flinke lap grond en tuinieren was zijn lust en zijn leven. In het zijkamertje stonden altijd Keulse potten met ingemaakte uitjes, augurkjes en zoute sperziebonen. Dat was oma's werk. Op de volkstuin stond ook een perenboom, die peren droeg van enorme afmetingen. Er lag altijd wel zo een reuze peer te rijpen op de schaal.
Meestal gingen we het huisje binnen via de tuin in de Colensostraat. Ik herinner me niet dat je door een deurtje moest, de toegang was gewoon open. In de tuin stond opa's schuurtje. Daar repareerde hij schoenen, van hemzelf, van oma en van ons. Hij had heel wat ervaring, want vroeger in de 2e Ringdijkstraat was hij de schoenmaker van zijn 6 kinderen! Bij Schoenmaker Ekelschot kwamen we ook wel, maar niet vaak. Opa deed het goedkoper. Met een vlijmscherp mes sneed hij de zolen en hakken, en met hagelwitte houten nageltjes zette hij ze met veel geduld op de schoenen vast.
Mijn opa was al gepensioneerd toen hij in de Transvaalstraat woonde. Tot 1940 was hij seinhuiswachter aan de Linnaeusstraat. Hij voelde zich een echte 'spoorman', maar in zijn vrije tijd zat hij in het schuurtje of op zijn tuin bij het Amstelstation.