Toen ik op de middelbare school kwam in 1955, sprak ik al een aardig mondje Frans. Dat had ik van meester Woelders geleerd. Met een klein groepje van mijn school, de Oranje Vrijstaatschool, ging ik één keer per week ná schooltijd naar de Christiaan de Wetschool voor de Franse les. Het waren facultatieve lessen en je kon je er voor opgeven. Ik kan me niet herinneren dat we uit een boek leerden. Meester Woelders had zo zijn eigen systeem: rijtjes leren en veel liedjes zingen. Onze rijtjes werkwoordvervoegingen en vrouwelijke en mannelijke bijvoeglijke naamwoorden overhoorde hij streng, schriftelijk en mondeling. We moesten thuis ook huiswerk maken. Dat waren we op school niet gewend en ik vond het prachtig. Soms gingen we zingen, Franse liedjes natuurlijk. Meester Woelders haalde dan zijn mandoline tevoorschijn en zong eerst het hele liedje voor. Met zijn plectrum maakte hij een mooi tremolo op de melancholieke lange noten van het lied. En dan zongen wij het regel voor regel na. Uiteindelijk zat het er goed bij ons in. Nu, in 2003, zing ik nog wel eens 'Quand je pense á mon village, là-bas au val d'Anniviers'. En dan zie ik meester Woelders weer zitten met die mandoline, op tafel, met een been op een stoeltje. Heel toevallig raakte ik een jaar later, in de eerste klas van het Vossiusgymnasium, bevriend met Hilda zijn dochter. Vanaf dat moment noemde ik hem geen meester meer, maar gewoon meneer. Maar dankzij mééster Woelders is Frans altijd mijn lievelingstaal gebleven.
Meester Woelders
En dan zie ik meester Woelders weer zitten met die mandoline, op tafel, met een been op een stoeltje.
4403 keer bekeken