Eén van vierentwintig
"Schiet op. Je mag blij zijn dat je "kan zitten"
In Het Parool van zaterdag 12 juli 2014 lees ik dat Mike de Kreek onderzoek doet naar websites zoals Geheugen van Oost. Hij probeert achter de relatie te komen van al deze gepubliceerde herinneringen bij de buurtbewoners en de buurt, en of het de saamhorigheid heeft versterkt. Met een groep studenten en medewerkers hoopt hij daar deze zomer achter te komen.
De Kreek constateerde al dat meer dan zevenhonderd verhalen op deze site gaan over het dagelijkse leven van de Joodse gemeenschap voor, tijdens en na de deportatie. Ik voeg er nog een kort verhaaltje aan toe. Mijn moeder, Jacoba Penseel - Ameling werkte in de Bijenkorf, een voornamelijk door Joden bestuurd warenhuis. Misschien had ze haar baantje als cassière wel te danken aan het feit dat ze op een Joodse MULO had gezeten. Als kind vond ik het enig als ze met een Jiddisch accent sprak. Mijn moeder had ook veel Joodse vriendinnen, van wie een aantal de oorlog overleefde. Een van hen heette Annie Kowski. Ze kwam uit een gezin van 24 kinderen, inderdaad vierentwintig. Ze woonden eerst op Wittenburg en waaierden uit naar oost. Ze aten in rondes en alleen degenen die geld in het laatje brachten mochten zittend eten. Mijn moeder refereerde daar wel eens naar als ze me aan tafel riep. "Schiet op. Je mag blij zijn dat je kan zitten. Bij tante Annie had je staand moeten eten."
Tante Annie is al jaren dood. Ze trouwde met Herman Borgman, die met een stal op het Dapperplein begon en later kledingzaken had in Van Swindenstraat, de Molukkenstraat en op de Nieuwendijk. Het pand op de Nieuwendijk verkocht hij aan Maup Caransa. Die het afgesproken bedrag niet wilde betalen en de helft in contantgeld bood. Oom Herman accepteerde dat niet en het werd een slepende rechtzaak die hij vlak voor z'n dood won. Caransa zou zo vaker zaken hebben gedaan. Een voorbeeld dat er in de Joodse gemeenschap na de oorlog niet altijd sprake was van saamhorigheid.
1946 keer bekeken