Naast het voetballen was ik ook gek op wielrennen. De Tour de France op mijn eigen fietsje bijvoorbeeld. Ik deed dat samen met mijn vriend Piet Ligthart. Piet Ligthart woont tegenwoordig in Brazilië. We hadden allebei onze eigen favoriet. Hij noemt mij nog steeds bij de naam van mijn held: Wim van Est. Zelf noemde hij zich Wout Wagtmans. Voetballen en fietsen deden we overigens zowel in verenigingsverband als gewoon op straat.
Piet en ik fietsten echt als gekken. We fietsen ook behoorlijke afstanden. Ik had toen, ik spreek dan over de jaren vijftig, familie in Rhenen wonen (dat is valkbij Arnhem). Ik denk dat het zo’n 80 kilometer was, dat fietsen we dan gewoon op een dag, heen en weer.
Korte fietsritjes deden we ook wel. Zandvoort bijvoorbeeld was voor ons zo’n korte etappe. We vertaalden alles in wielertermen. Het Kopje van Bloemendaal bijvoorbeeld telde mee voor het bergklassement. Omdat het de enige ‘berg’ in de etappe was, was je bergkoning als je als eerste bovenkwam, dan was je Jan Nolten.
Een van de grotere tochten maakten we toen we een jaar of zestien, zeventien waren. We hebben toen allebei onze ouders voorgelogen. Piet vertelde dat hij bij mijn tante ging slapen. Ik vertelde mijn ouders dat ik zaterdagavond niet thuis zou slapen, maar bij de tante van Piet.
Slapen deden we gewoon langs de kant van de weg. Dat was pas echt een avontuur. Het klinkt nu wel flink, maar eigenlijk waren we best wel bang. ’s Nachts hoorde je van alles en dan keken we elkaar van: ‘Wat zou dat nou zijn’. Ik denk dat we zo’n tocht wel een keer of drie hebben gemaakt.