Helemaal precies of duidelijk is het niet, maar Oud-Roosenburgh is vermoedelijk aangelegd zo rond 1640. Aan het begin van de 19e eeuw werd het omgevormd tot een theetuin. De bekende schrijver Jacob van Lennep heeft het nog een tijd in zijn bezit gehad. Dat was in de 17e eeuw, hij noemde deze buitenplaats overigens Meerlust. Het bezit ging via de dochter(Ingena of Ingetje van Lennep) over op haar man: Peter Rutgers. Nadat hij door keizer Leopold de eerste in de adelstand werd verheven, kreeg hij de toevoeging: Van Rozenburg. Via deze Peter is de buitenplaats dus aan haar naam gekomen. Na zijn dood werd de buitenplaats verkocht, er volgden meerdere eigenaren.
In 1914 werd de buitenplaats door de gemeente Amsterdam gekocht voor uitbreiding van de (Nieuwe) Oosterbegraafplaats.
Aan het eind van de 19e eeuw is W. Roscamm de eigenaar. Ergens in de jaren negentig van de 19e eeuw vatte hij het plan op, om een ren- en harddraversbaan aan te leggen. In een artikel van 28 juni 1898 wordt van de opening melding gemaakt. In het artikel in Het Nieuws van de Dag (kleine courant) wordt uitgebreid ingegaan op de renbaan.
De renbaan is aangelegd op ‘veertig bunder’ (Een bunder is een oude oppervlaktemaat, in 1816 gelijkgesteld met 10.000m2, afgeschaft in 1937. Aanvulling F.S.). De krant spreekt van een gunstige ligging, in de nabijheid van de stad Amsterdam. De buitenplaats ligt dan nog op het grondgebied van de gemeente Watergraafsmeer. De oude statige olmenlaan heeft men weten te behouden.
Aan het eind van deze laan ligt het grote weiland waarop de renbaan is aangelegd.
De renbaan is elipsvormig en heeft een totale lengte van ongeveer 900 meter.