Op 18 augustus 1955 verscheen in alle Amsterdamse kranten een zogenaamde ‘openbare kennisgeving’. Er werd bekend gemaakt dat vóór 15 november alle graven die zich nog op de oude Oosterbegraafplaats bevonden, geruimd moesten worden. Een ieder die voor die datum een ‘Acte van uitgifte van grafruimte’ kon overleggen, kon de stoffelijke resten en de grafbedekkingen (grafstenen, dekplaten etc.) naar en andere begraafplaats laten overbrengen. De ‘Oude Ooster’ lag praktisch verscholen achter het Koninklijk Instituut voor de Tropen (KIT) en: “overhuifd door beuken, eiken, dennen, kastanjes, vlieren en populieren liggen er, …, nog een zeven à achthonderd graven”. Tussen 1864 en 1894 vonden er op de ‘Oude Ooster’ (bijnaam van de Oosterbegraafplaats in de volksmond) 108061 personen hier hun laatste rustplaats. Een eerste ruiming had al plaatsgevonden. In 1910 waren vele graven geruimd, dit in verband met de bouw van het KIT. Nu, in 1956, zijn de meeste graven vervallen en door gras en rode klaver overwoekerd. Ons Amsterdam schrijft dat er nog met moeite illustere namen zijn te ontdekken. Namen als: Hooy, Van Insinger of Tromp “controleur der eerste klassen in Ned. Indië”. Ook vele choleraslachtoffers vonden hier een laatste rustplaats.
De ‘Oude Ooster’ ontruimd
Onderstaand verhaal is gebaseerd op het februari nummer van Ons Amsterdam uit 1956 en Amstelodamum, maandblad voor de kennis van Amsterdam, februari 1946.
3027 keer bekeken