Als we het tegenwoordig hebben over de Oosterbegraafplaats, denken we over het algemeen aan de huidige begraafplaats bij de Kruislaan, de Nieuwe Ooster.
Dat er lang geleden al een begraafplaats in Amsterdam-Oost was, lijkt vergeten. Deze begraafplaats was gelegen in het huidige Oosterpark. Eigenlijk was al vanaf 1828 vastgelegd dat er binnen de stadsgrenzen geen lijken meer mochten worden begraven. Amsterdam bleek ook hier of eigenwijs of gewoon wat traag.
Op zoek naar een locatie.
In 1860 werd uiteindelijk een nieuwe begraafplaats (de Westerbegraafplaats, ter hoogte van de Westzaanstraat) aan de rand van de stad aangelegd.
Een tweede locatie werd gevonden even buiten de Muiderpoort, bij het Muiderbos. In dit gebied was sprake van de nodige ‘industriële ontwikkeling’. Deze ontwikkeling was mede het gevolg van de aanleg van de spoorlijn tussen Utrecht en Amsterdam.
Het kopstation van deze spoorlijn lag bij het Weesperpoortstation. Dat het gebied niet al te groot was, werd niet als een bezwaar gezien. Haast was geboden, het tekort aan ruimte voor graven was groot. Het was duidelijk dat de groei van de Amsterdamse bevolking meer betekende dan alleen ruimte voor woningen. Er was ook ruimte nodig om mensen een laatste rustplaats te geven.
Aanleg
De aanleg van de Oosterbegraafplaats werd in 1864 ter hand genomen door de net benoemde stadsingenieur Van Niftrik. In 1866 werd de nieuwe begraafplaats geopend. Daarna ontwikkelde Van Niftrik een plan voor de stadsuitbreiding van Amsterdam. Een plan om een paardenrenbaan ten zuiden van de begraafplaats aan te leggen, haalde het niet. Uiteindelijk werd gekozen voor een soberder plan van zijn opvolger (J.Kalff). Behouden bleven onder andere het Oosterpark en het Sarphatipark.
Dat de omvang van de begraafplaats te klein was, blijkt uit het feit dat deze al in 1894 voor het publiek werd gesloten. Alleen rechthebbenden met ‘een eigen grafruimte’ behielden hun toegang.
Tussen 1866 en 1894 waren er ruim 100.000 mensen begraven.