Opgesteld op de binnenplaats begon mijnheer Cohen met het voorlezen van de namenlijst.
Lees eerst: deel 1 en na deel 2: deel 3
De razzia op het ziekenhuis (mei 1943), deel 2
Mijn naam staat op de lijst!
Voor mijnheer Cohen begon met het oplezen van de namen sprak hij: “Dames en heren, wij hebben zojuist een onderhoud gehad met de commandant van die Grüne Polizei. Hij heeft namelijk orders ontvangen om de helft van het personeel en de helft van de patiënten weg te halen. Het vervoer naar het station zal met gemeentebussen geschieden. Het betreft hier 300 patiënten en 150 personeelsleden. Onze pogingen dit ongedaan te maken, hebben geen enkel resultaat gehad. Het is daarom mijn droeve plicht de namen bekend te maken van het personeel dat zich onmiddellijk na het afroepen gereed moeten maken voor transport. Na het afroepen van de 150 namen, moet de rest van het personeel de 300 patiënten gereed maken voor transport.”
Toen begon het oplezen van de namen. Wanneer zo’n naam dan iemand trof, zag ik de verschrikte gezichten van deze ongelukkigen die onherroepelijk de dood tegemoet gingen. De spanning was vanzelfsprekend zeer hoog omdat immers elk moment de eigen naam genoemd kon worden. Na het uitroepen van een naam zag men de mensen uit de kring verdwijnen en het was alsof ze naar een vuurpeloton moesten. De kring werd al kleiner en kleiner zodat ik steeds dichter bij de heer Cohen kwam te staan.
Ik weet nog goed dat aan mijn ene zijde mijn vrouw Martha stond en aan de andere zijde, juffrouw De Lange. Juffrouw De Lange werkte net als ik in de keuken. Ik stond op een gegeven moment zo dichtbij dat ik een blik kon werpen op de lijst. Ik probeerde de namen te onderscheiden die met de letter Z begonnen, de beginletter van mijn naam. Met mij keek ook juffrouw De lange. Plotseling stond ik als verstijfd. Ik had mijn achternaam zien staan en zij zag het ook. Zij zei: “Oh God, meneer Zwaaf, U staat er ook op.”
3042 keer bekeken