De dag na de razzia van de 20ste juni gingen Martha en ik weer normaal aan het werk. Het aantal personeelsleden was door de grote razzia aanzienlijk minder geworden. De zieken hield men maar zo lang mogelijk vast om het ziekenhuis bedrijvig te houden. Ik denk dat het ongeveer zes weken rustig is geweest, toen de duitsers de laatste slag aan ons ziekenhuis toebrachten.
Aanvulling F.S.
Volgens Ed van Thijn was het op 13 augustus 1943. Bron: Het verhaal en daarna. Ed van Thijn lag namelijk op dat moment in het NIZ. Ook de andere twee razzia’s heeft hij meegemaakt. De eerste was hij ‘te ziek’. Bij de tweede werd hij wel afgevoerd, maar korte tijd later weer teruggebracht naar het NIZ en opgenomen op de afdeling besmettelijke ziekten. Van deze afdeling werd hij op 13 augustus door zijn vader gered en begon zijn onderduik.
Triest
De andere joodse ziekenhuizen waren voor het merendeel ontruimd. Ons ziekenhuis, waar nog altijd enige honderden patiënten waren, was daardoor wel het belangrijkste ‘object’ voor de duitsers.
Net als bij de eerste keer werd het gebouw helemaal afgezet. Iedereen, dus zonder uitzondering, moest iedereen zich gereed maken voor vertrek. Het verplegend personeel moest de patiënten helpen voor een snel vertrek. Op alle afdelingen waren soldaten aanwezig om het personeel op te zwepen alles zo vlug mogelijk uit te voeren.
Ik zag nu een triest tafereel. Patiënten die te ziek waren om zich te bewegen, zag ik tussen twee verpleegsters of verplegers weggeleid worden. Ook nu deden gemeentebussen weer dienst om de mensen naar het Muiderpoortstation af te voeren. Ik zag ook stervenden op brancards, ook zij moesten worden vervoerd. Zo voltrok zich op deze dag het vonnis over het Nederlands Israëlitisch Ziekenhuis. Na deze dag zou het geen dienst meer doen. Maar ook nu was er weer een uitzonderingssituatie die een aantal mensen het leven redde op deze dag.