Onderstaand verhaal (bestaande uit twee delen) is gebaseerd op een kort artikel uit het Algemeen Handelsblad van 9 juli 1927. Dit is het tweede deel!
Zie ook: Deel 1
Het nieuwe Asiel, deel 2
Voor de dieren
Aan de ene kant van het nieuwe asiel zitten de kattenpaviljoens en de hondenkennels. Aan de andere zijde van het terrein zijn de quarantaine-inrichtingen. Eén voor 12 honden en één voor 32 katten. Daar vinden de verdachte (de mogelijke zieke) dieren tijdelijk onderdak.
Dat niet elk dier geholpen kan worden, blijkt uit de volgende zin: ‘Het toestel voor het pijnloos afmaken van ongeneeslijk zieke dieren staat geheel ter zijde en is aan het oog van nieuwsgierigen onttrokken’.
Voor de medewerkers
Verder zijn er vanzelfsprekend allerlei dienstvertrekken. Zoals een flinke ruimte waar het publiek kan worden ontvangen. Ook is er een gezellige werkkamer voor de directeur (de heer Sommer) een keuken waar het eten voor de dieren wordt bereid én een ruime woning voor de opzichter.
Verdeer zijn er bergplaatsen voor manden, stro, mot (= turfmolm) enz. Misschien wel het allerbelangrijkst is dat er in het asiel een dierenkliniek wordt gevestigd. Een dierenkliniek die voorzien is van een ruime wachtkamer. Deze polikliniek voor dieren heeft een eigen apotheek (waar de medicijnen tegen kostprijs worden verstrekt), een eigen behandelkamer en een modern ingerichte operatieruimte.
Compliment!
De (onbekende) verslaggever eindigt met de volgende zinnen: ”En trouwens, de gehele inrichting mag er zijn. De “zwervers” zullen er een goed onderdak vinden en zij, die met vakantie gaan, kunnen met gerustheid hun viervoetige lievelingen enige weken in de gebouwen aan den Polderweg ‘en pension’ sturen.”
605 keer bekeken