Bij ons in de Transvaalbuurt kwam ook regelmatig het muziekkorps van het Leger des Heils langs. Ik vond het altijd zo mooi, zoals zij door de buurt kwamen met hun muziek. Ik liep dan ook altijd achter ze aan. Het ging mij om de muziek; hun uniformen zeiden mij niets. Zodra zij aankwamen, stond er direct een groep mensen omheen. Als zij klaar waren en doorgingen naar een andere plek in de stad, dan ging ik ze achterna. Mijn vader heeft me zelfs een keer helemaal van het Frederiksplein moeten ophalen, zo ver was ik met ze meegelopen.
Mijn vader heeft overal gevraagd of het Leger des Heils daar had gespeeld. Zo heeft hij mij uiteindelijk gevonden.
Je begrijpt wel, ik mocht daarna nooit meer met ze mee. Echt bang of ongerust waren ze thuis niet geweest. Ze begrepen wel dat ik met ze was meegelopen, dat wisten ze wel. Maar bedenk wel, dat ik toen nog erg klein was. Ik denk dat ik toen een jaar of zes, zeven zal zijn geweest.
Vliegende Hollander
Waar ik ook veel plezier mee had, was mijn Vliegende Hollander. Op mijn Vliegende Hollander kon je ook achterop zitten. Iedereen had wel zin om een rondje mee te rijden. Op de stoep reed ik dan mooi rondjes om het blok. Na het spelen ging de Vliegende Hollander mee naar boven. Hij stond dan in het halletje bij de trap, voor de deur. De mensen die boven ons woonden konden er nog gemakkelijk langs.
Mijn oma en het speelkwartier
Als we speelkwartier hadden op het schoolpleintje gooide mijn grootmoeder altijd snoepjes naar beneden. Zij woonde ‘aan de school’. Dat schoolplein zat achter de Transvaalstraat (aan de andere kant zat de Pretoriusstraat). Er zaten vier scholen: De Krugerschool, de President Steinschool, de Oranje-Vrijstaatschool en de Smitschool.