Ik herinner mij nog een verboden en luguber spelletje, dat wij bedreven op de oude Oosterbegraafplaats. Dit terrein, thans grotendeels ingenomen door het Indisch instituut, het ontleedkundig laboratorium en de 5-jarige H.B.S., lag naast het Oosterpark en strekte zich uit van de Linnaeusstraat tot de zogenaamde Dubbeltjesbuurt, een klein, doodlopend straatje met lage huisjes aan de Mauritskade. De ingang van de begraafplaats bevond zich tegenover de Muiderpoort, ter plaatse was een brede stoep, waarlangs men thans de aula van het Indisch instituut bereikt. Voordat men met de bouw van de H.B.S., het eerste gebouw dat hier verrees, kon worden begonnen, moesten de oude graven worden opgeruimd. Er stond een hoge schutting om het terrein heen, maar deze vormde voor ons geen beletsel om kennis te nemen van hetgeen daarachter gebeurde. Wij hebben hier, tegen het vallen van de avond, als de werklieden naar huis waren, menig doodshoofd vandaan gehaald. Het was een griezelige onderneming, waarbij ons hart in de keel klopte, maar wij konden het niet laten. Met die doodskoppen joegen wij de meisjes schrik aan, wij namen ze mee naar school en zetten ze bij de aardappelhandelaar in de bakken. Eens vond de meester zo’n doodskop in het kastje van mijn bank. Ik kreeg toen duizend strafregels te schrijven: ‘Wie geen respect heeft voor de dood, is een barbaar’. Het was een les, welke ik nimmer heb vergeten.
De Oosterbegraafplaats
Wij hebben hier, tegen het vallen van de avond, als de werklieden naar huis waren, menig doodshoofd vandaan gehaald.
1886 keer bekeken