In Amsterdam … op straat spelen, zelfs op de rijweg. Onvoorstelbaar! Er stond zegge en schrijve één geparkeerde auto: het Renaultje 4 van ons. Nog niet zo'n vierkantig koekblik maar het hobbeltjesmodel a lá Fiat 500. Het straatbeeld en speelveld veranderde heftig als gevolg van de komst van de blauwe auto van Huizinga. Auto nummer drie was het DAF-je van Ten Grotenhuis. Later huurde pap een garagebox in de straat en daarin parkeerden hij en Ten Grotenhuis hun auto's. Het paste in de breedte maar net net. Tegen de achterwand was nog wel ruimte voor de vis spullen.
Iedere tijd heeft zijn spelletjes en spelen. Nu zijn het computerspelletjes en skateboarden. Lang geleden werd er gebikkeld. Toen, in 1960 …
Een paar kinderbezigheden waren tijdgrens overschrijdend. Ik heb nog kleppers gehad, gemaakt door opa. Mam kon klepperen als de beste. Bij mij is het nooit wat geworden. Hetzelfde gold voor tollen. Je had de gewone, makkelijke tol in de vorm van een paddenstoel. De priktol was stukken lastiger. Hoelahoepen is gek genoeg nooit helemaal uitgestorven.
Het kan niet anders dan dat voetbal op nummer één stond. Maatjes waren Gerrit Huizinga, broer Bert en zijn vriendje Peter Hulskemper. Meiden deden echt niet mee. We hadden enkele varianten. Er was putjesvoetbal met een tennisballetje. Daarbij moest de muur van het poetsvrouwtje gemeden worden. Ze stond snel buiten. Het ging dus echt dwars over de rijweg. We riepen "Auto" als we er eentje aan hoorden komen. De garageboxen gebruikten we voor de varianten twee en drie: doelschieten tegen de deuren of ieder zijn eigen tussen muurtje om te verdedigen. Op de later geplaatste strook stalen stekelpunten sneuvelden veel ballen maar ze verhinderden niet dat we op het dakje klommen voor een overgeschoten bal. Voor 'echt' voetbal konden we op het landje terecht. Dan kon Jan en Alleman meedoen.
Gemengde spelletjes waren er ook, bijvoorbeeld 'bordje tik': met een tennisbal het huisnummerbordjes raken. Bij een treffer moest nummer twee in de rij vangen. Alle anderen renden een parkoers om de lantarenpalen waarbij je prooi was voor de tikker.
Dankzij de vorm van de bovenkant der lantarenpalen konden we een soort korfbal spelen. Raak was een punt erbij en dan weer opvangen gaf een extra beurt. Ik geloof niet dat er veel lampen gesneuveld zijn.
Stoeprandje gooien met een grote bal zie ik hier ook nu nog in Harderwijk. Er gelden hier schijnbaar andere regels.
Dat korfbal, stoeprandje gooien en ook badmintonnen waren 'gemengde' spellen.
Ik meen dat ik het af en toe nog gezien heb op scholen: elastieken, een meidenbezigheid. Touwtjespringen doet het nog altijd. Bokspringen doet de jeugd alleen tijdens gymnastiekles.
Met Gerrit aan de overkant had ik een blikjestelefoonverbinding. De geluidskwaliteit viel altijd tegen.