Ik heb op drie 'clubs' gezeten: de kinderkerk, op padvinderij en Jeugd EHBO. Mijn padvinderscarrière op de Prinses Margriet groep duurde van 1962 tot 1967. Het troephuis zat in het laantje achter Van Vliet en Wielinga. Het was een bliksemcarrière: van gewoon 'vinder', via APL tot patrouilleleider van de Zwaluwen en toen vaandrig naast hopman Ruud Willemsen.
Het gemopper op de padvinderij (militaristisch, autoritair, …) laat ik aan anderen. Ik heb er vooral veel leuke avonturen beleefd. Overnachten in het troephuis en dan tafeltennissen tot de zon weer op kwam, kampeerweekenden op ons terreintje in Hollandse Rading en in het Beukenwoud, een ontvoeringsspel op en rond het Rembrandtplein, zomerkamp in Luxemburg, kampvuren, torens pionieren en kok spelen bij kampen van de welpen. Ik had wel belangstelling voor Gerda Zoet.
Na verloop van tijd werd ik de vaandrigverantwoordelijkheid zat en de club begon in te zakken. Via het EHBO-insigne was ik bij de Jeugd-EHBO terechtgekomen. Het gebouw zat eerst in de Paulus Potter- en later aan de Rapenburgerstraat. Een voor mij niet onbelangrijk aspect was dat je, bij het aanleggen van spalken en verbanden, legaal aan de meisjes mocht zitten !
Ook hier heb ik niet slecht geboerd en veel leuks beleefd: met het Amsterdamse en Nederlandse wedstrijdteam (wie treedt het best op bij een gefingeerd ongeval) naar Crailoo, Rotterdam en Goslar.
Ik ben nooit zo'n fervent visser geworden als mijn vader maar ik heb heus wel regelmatig aan de Ringdijk gezeten. Met pendobber vissen op voorn, met rood-witte balletjes voor baars. Een heel enkele keer kwam er een glazig wormachtig gevalletje voorbij: een glasaaltje? 's Winters was het de plek om te schaatsen. Maar wat een hondenstront lag er in het gras.
In de slootjes bij Klein Dantzig joegen we met schepnetten op stekelbaars.