Oma kocht nooit bij Meijer maar bij Prins op de hoek van Ringdijk. Waarom precies weet ik niet. Misschien was er een oude vriendschap in het spel. Of het was omdat Prins in de zestiger jaren nog aan de deur kwam. Mam vond in ieder geval dat je bij Prins te goed op het wisselgeld moest letten. Gelukkig was Prins lekker dichtbij. Nou rekende oma tot op de cent precies uit wat een en ander zou gaan kosten en exact dat bedrag kreeg ik mee. Hoe vaak het voorgekomen is dat ik met één cent te weinig op pad gestuurd was, weet ik niet. Maar het is me overkomen bij Prins en bij Van Deudekom. Omdat ze mij niet herkenden als kleinkind van mevrouw Ketting, moest ik voor die ene rotcent extra heen en weer.
Heen en weer had soms ook een andere reden. Een 'briefje mee' vond ik weer een extra afgang bij zo'n toch al vernederende bezigheid. Het kon namelijk gebeuren dat de winkelier over de toonbank dook en het papiertje opeiste: "Geef maar hier. Dat gaat sneller." Alsof ik het niet kon oplezen, pfff. Ik repeteerde dus: "Een halfje melkwit, een tijgerbrood, zes kadetjes en een half pond allerhande. Een halfje …". Van huis tot in de winkel, totdat ik na vier klanten aan de beurt was. "Wat zal het zijn, kerel." En dan was 'het' … helemaal weg. Potdorie.
In een drukke winkel kon het voorkomen dat een groot mens voorkroop, soms zelfs twee! Nog langer wachten dus. Het langst wachten stond me te wachten als ik voor een rits of zo (dat stond dan precies uitgeschreven op een briefje) naar het manufacturenwinkeltje op de Ringdijk werd gestuurd. Ik hoopte vurig dat er geen enkele klant in de winkel zou zijn maar die kans was klein. Eén voorganger was nog te doen maar bij twee of drie waren de rapen gaar. Wat konden die zusters Van Vliet of Van der Kuyl of hoe ze ook heten mogen, oever- en eindeloos kleppen. Ondertussen werd er wel van alles tevoorschijn gehaald. "Nee, heb je het een tikje donkerder?" En hups, weer een bak, lade of doos werd half uitgepakt. Zonder je een blik waardig te gunnen werd een deel van de troep (excuus) weer opgeruimd voordat je geholpen werd. Eén keer werd het me te gortig en ben ik teruggegaan naar huis. "Dan moet je er straks toch nog een keer heen want ik wil die rok vanavond afmaken." Los van dat verschrikkelijke wachten was 'handwerkspul kopen' toch al te gek voor een jongen.
Om de een of andere reden vond ik een boodschapje Busman in de Cornelis Drebbelstraat niet zó verschrikkelijk. Misschien omdat ik met zoon Jan Busman in de klas zat, misschien omdat het er gezellig toeging. Achterin de zaak stond een spannende krieltjesschrapmachine. Volgens mij liep de vloer flink af naar beneden.
Elders in die straat zat een winkel waar we tubifix kochten voor goudvis en schildpad (herinnering via site).
In zo'n ouderwets koude winter was oma door de kolenvoorraad heen. "Ga jij even naar beneden. Dan krijg je geld van oma om kolen te halen. Je kunt een zakje op de step van Bertje leggen." Moest ik vijf zakken eierkolen gaan halen, door de sneeuw, met de step van mijn broertje nota bene! Na twee tochten naar Van Kayen op de hoek Wakkerstraat - Cornelis Drebbelstraat had ik het wel gehad: koude vingers, koude tenen. Die laatste drie zakjes moesten maar in ene keer. Twee zouden me misschien nog zijn gelukt maar dit was echt teveel. Net de hoek van de Simon Stevinstraat om verloor ik de macht over de step en daar ging de toren. Erger nog: één zak was opengebarsten. Zwart-op-wit zou je kunnen zeggen. Hoe ik dit probleempje heb opgelost, weet ik niet meer. Zeker is dat ik weer eens helemaal voor schut stond. Er gluurden vast veel mensen naar me vanuit hun huizen.
Lees meer: Verdwenen bedrijvigheid in de Don Boscobuurt