Een heel bijzondere maar met regelmaat terugkerende 'boodschap' was 'koffie brengen naar de fabriek'. Dat was de tocht der tochten, tegelijk waardeloos en toch ook leuk.
Opa Ketting had zijn werkplaats op het binnenterrein van Ringdijk 10, van huis zo'n tien minuten lopen. Om de een of andere duistere reden zette hij zelf geen koffie. Die werd hem gebracht, meestal door oma. Maar in vakanties waren de kinderen en nu dus de kleinkinderen de klos.
Vakantie, dus al om tien uur aan de voetbal. En dan kwam oma naar buiten: "Hoehoe, hoehoe! Frans! Hoehoe!" En dan handgeklap. Het kwam er nog bij dat ze niet op haar vingers ging fluiten. Ik kon me wel even van de Oost-Indisch-dove houden maar er was geen ontkomen aan.
In het halletje stond de (belachelijke) tas al klaar. Erin een melkkoker met oude, opgewarmde koffie met veel melk. Met lood in de schoenen ging ik op pad. Uit zicht van oma … probeerde ik de tas zo vaak en heftig mogelijk tegen paaltjes, fietsen en stoepetjes te bonken. Opdat er maar veel koffie over de rand zou klotsen en dan zou ik niet meer hoeven. Tsja, dat had tante Ellie ook al gedaan dus vandaar dat de melkkoker maar voor een derde gevuld was. Broer Bert heeft ook gebonkt.
Om bij de fabriek te komen, moest je door een poort. Meestal stonden de grote deuren wijd open maar het was toch eng. En daarachter, links in de hoek zat de griezelige smid Rijkers. Niet de man maar zijn laswerk boezemde angst in. De man die haspels maakte voor de PTT was onschuldig. Hij zat na de poort direct links. Rechts zat een grote schuifwand. En, o zo griezelig, daarachter zaten de zigeuners, tenminste in mijn fantasie. Ik heb die wand werkelijk nooit open gezien. En bij navraag bleek dat er ver voor mijn tijd kermisklanten overwinterden.
Het volgende gevaar was de houten trap naar de eerste verdieping van de fabriek. Links achter de leuning en tussen de traptreden gaapte een, bij iedere stap, steeds diepere diepte. Bij regen werd die trap goed glad.
Eén keer binnen wachtte een spannende wereld met gereedschap, machines en geuren. Opa draaide steevast een restantje sigaar tussen zijn lippen. De peuk verhuisde in een tel van de linker naar de rechter mondhoek en even later weer terug,
Tot slot: er waren erger dingen dan boodschappen doen, zo realiseerde ik me bij het schrijven van dit verhaal. Bijvoorbeeld een prik halen bij dokter Hertzberger in de Sarphatistraat en naar tandarts Mijnarends in de Frans van Mierisstraat. De allergrootste kwelling, groter nog dan boodschappen doen, prik of boren, was … zwemles. Maar dat is een ander verhaal.
Lees meer: Verdwenen bedrijvigheid in de Don Boscobuurt