Toen mijn Tante Lena bij ons in huis kwam, werd de spanning bij ons in huis eigenlijk te groot. Angst en onzekerheid maakten dat mijn vader op een gegeven moment zei: “We gaan er allemaal aan”.
Ik denk dat mijn tante dat gehoord heeft want toen ik op een keer thuis kwam van school waren mijn tante en mijn neefje weg. Mijn moeder vertelde dat ze met de trein mee was. Ze had zich vrijwillig gemeld met de gedachte van: ‘Mijn man zit in Westerbork en heeft daar een baantje, dan zal het wel goed zijn.’ Hij had verstand van goud en zilver, hij moest in beslag genomen sieraden sorteren.
Naar het station
Ik ben toen naar het Centraal Station gegaan, met de tram. In die tijd kostte dat elf cent. Het was een zenuwentoestand, ik was helemaal gek van angst dat ik haar niet meer zou zien. Ik kon mij echt niet voorstellen dat ze weg zou gaan zonder mij gedag te zeggen. Ik kan mij dat nog steeds niet voorstellen. Op het station aangekomen, bleek de trein al weg te zijn.
Verdriet
Ik ging helemaal overstuur naar de tram. Ik moest opnieuw een kaartje kopen maar bleek onvoldoende geld te hebben. In plaats van elf cent had ik nog maar drie en een halve cent. Toentertijd leek een twee en een half cent stuk erg op een dubbeltje. Ik ben toen uit de tram gezet alsof ik iemand was die de boel wilde oplichten. In die tijd was het ook best een heel bedrag.
Ik moest naar huis lopen, met heel veel verdriet. Dat verdriet ben ik nooit meer kwijt geraakt. Ik kan maar niet begrijpen dat ze geen gedag heeft gezegd.
Mijn tante is na aankomst in Westerbork met haar man en zoontje vrijwel direct doorgestuurd en in Sobibor vermoord op 26 maart 1943.