Sjabbat
Toen ik nog op de lagere school zat, had ik de nodige Joodse vriendjes zowel binnen als buiten de school. Ik zat trouwens op een openbare school. Het was een openbare school maar wel met de nodige Joodse kinderen. Op vrijdagmiddag stroomde ongeveer een derde van de klas leeg. Op vrijdagmiddag begon de sjabbat, in de winter begon de leegloop al vroeg, de kinderen moesten voor het donker thuis zijn.
De Insulindeschool
Ik zat op de openbare Insulindeschool. Samen met andere jongens en meisjes kregen we, met toestemming van de ouders, een uur bijbelles. Dat was na de gewone schooltijd. De ene keer kwam er een dominee, de andere keer een pastoor. Zij vertelden ons mooie verhalen om ons, de niet gelovigen, wat kennis bij te brengen over het geloof. Wij waren thuis, net als bij de meeste andere kinderen thuis, zonder geloof. Anders hadden we wel op de naastgelegen Christelijke of Katholieke school gezeten. De schoolkinderen van de verschillende scholen lagen wel eens met elkaar overhoop maar zonder grote gevolgen. Wel werd er over en weer geplaagd.
Verzuilde winkels
We leefden voor 1940 in een streng gescheiden wereld, ieder in of met zijn eigen richting. Iedereen ging naar de ‘eigen leverancier’. Zo had je bij de kruideniers in de buurt de Rooms Katholieke De Gruyter maar ook de Protestantse Simon de Wit en natuurlijk de ‘Coöperatiewinkels’ voor de Rooien. Keuze genoeg, voor een ieder wat wils. Overigens had je ook genoeg keuze als het om cafés ging. Op bijna elke hoek van een straat zat wel een café.
Politie
Als kind had je voor de oorlog nog voldoende respect voor de politieman op de fiets. Ik ben regelmatig door ‘de juut’ op zijn fiets achternagezeten. De binnenkant van het politiebureau was geen onbekend terrein voor mij. Ik was geen Amsterdams lieverdje.
Op de Zeeburgerdijk had je een politiepost, volgens mij een houten gebouwtje.