Rein Mulder, zoon van de schrijver, herinnert zich goed dat zijn vader rond 1990 een mooie map kocht bij Gebroeders Winter om zijn aantekeningen over zijn oorlogservaringen te bewaren. Hij was een stille, introverte man, moeilijk te benaderen over zijn persoonlijke ervaringen en het kostte hem slapeloze nachten om zijn herinneringen op te schrijven. Toch wilde hij zijn verhaal vast leggen, hij hoopte ook dat het eens uitgegeven zou worden , om zijn nabestaanden en anderen op het hart te drukken:waak voor rassenhaat, wees verdraagzaam !
Rein woonde aan het begin van de oorlog in de Laplacestraat, zijn vader was hoofd douanier en droeg een indrukwekkend uniform. Dat is hem later in de oorlog goed van pas gekomen, geen Duitser durfde hem zijn fiets af te pakken.
Ondanks een verbod van zijn vader ging Rein toch kijken naar de intocht van de Duitsers over de Middenweg en verbaasde zich er over dat sommige mensen de soldaten bloemen toewierpen.
In het begin van de bezetting merkte Rein vooral dat hij niet naar school kon: tussen Galileiplantsoen en Copernicusstraat waren wel 6 scholen, die in gebruik werden genomen als kazerne, en ook de HBS die Rein bezocht - aan de Mauritskade - werd gevorderd voor de soldaten. Rein vond dat helemaal niet erg, hij had nu volop de tijd om op straat te spelen. Lang duurde dat niet, begin 1941 werd de HBS ingekwartierd bij het Vossiusgymnasium, in de ochtenduren gingen de gymnasiasten naar school en 's middags de HBS leerlingen, dat werd om de twee weken gewisseld.
Langzamerhand begon er echter meer te veranderen: vrijheden werden beperkt, verduistering van de ramen werd verplicht, mensen werden opgepakt en weggevoerd en het voedsel werd minder. Rein had 2 oudere broers die gevaar liepen om gedwongen te werk gesteld te worden, zelf was hij nog te jong daarvoor en kon zich betrekkelijk vrij bewegen. Bij het vorderen van de oorlog, speelde een gedeelte van de luchtoorlog tussen Duitsland en de geallieerden zich af boven Amsterdam. Vanaf de bovenste verdieping in de Laplacestraat konden Rein en zijn broers 's nachts de zoeklichten aan de Zuiderzeedijk zien en hoorden ze de Lancasters overkomen. Overdag zocht de jeugd de granaatscherven die op de straat waren terecht gekomen en flarden aluminium die de vliegtuigen hadden afgeworpen om de Duitse radar te ontregelen.
Tussen de Middenweg en het Amstelstation stelden de Duitsers hun luchtafweergeschut op, overspannen met een camouflagenet.
Inmiddels was ook bepaald dat na 8 uur 's avonds niemand meer op straat mocht komen, ondanks de zware straffen die op overtreding van dat gebod stonden ging de familie toch geregeld 's avonds de straat op. Het was aardedonker en Duitse soldaten kon je al van verre horen aankomen vanwege hun met ijzer beslagen laarzen. Andere mensen 's avonds bezoeken bood nog enig vertier, vooral als die mensen stiekem nog een radio hadden. Thuis was er niet veel te doen, er was geen licht meer, dus verveling troef.
Lees verder:
https://geheugenvanoost.amsterdam/page/24678