Ondanks de beroerde oorlogstijd was het toch gezellig op het Transvaalplein. Aardige buren, vrij veel kinderen op straat om mee te spelen, en altijd wel iets te beleven. Wij hadden, op nummer 13, een erkerwoning en die had aan de achterkant een uitgebouwde keuken. Tussen de erkerwoningen waren er aan de achterkant drie waranda’s, waarlangs het mogelijk was om, ongezien, ’s avonds van de ene naar de andere waranda te gaan. Dat gebeurde dan ook in ons geval want op nummer 15 woonden de familie Spaans en hun zoon Cor maakte menig keer de overstap om bij ons mee te genieten van het orgelspel van mijn vader (een trap harmonium) en de zang van moeder. Cor was (en is nog!) van 1926 en had dus de leeftijd om door de Duitsers tewerk gesteld te worden. Hij was al eens opgepakt en, via kamp Amersfoort, in Zwolle terechtgekomen, daar ontsnapt en was nu dus ondergedoken. Wij hadden op zolder een grote voorraad turf dat dusdanig was opgestapeld dat er een schuilplaats in verborgen was! Een enkele keer vond er inderdaad een razzia plaats en bewees die turfhoop zijn nut. Die turf was door mijn vader, in meerdere ritten vanaf Vinkenveen, Baambrugge en Abcoude, met een fiets, en kar er achter, aangevoerd.
Ook kwamen wij zo aan andere producten zoals melk, karnemelk en biest dat we kregen in ruil voor suiker, kandij of stroop. Mijn vader werkte namelijk bij de CSM (suikerproducent) en daar profiteerden de naaste buren van mee. De, meestal zaterdagse, fietstochten werden aanvankelijk op fietsen met luchtbanden, maar later werden ze vervangen door massief rubberen stootranden van binnenschepen, ook weer dankzij de CSM! Ook ik had de leeftijd om mee te kunnen en zo gingen we via Middenweg, Betondorp, Duivendrecht en Abcouderstraatweg op voedseljacht. Ook waren er tochten naar Purmerend en de Beemster, maar daar heb ik geen herinneringen aan, kennelijk vond mijn vader die te zwaar voor mij.
Het laatste oorlogsjaar en dan speciaal de winter van 1944 was voor iedereen ellendig, geen gas, geen elektriciteit. Het weinige voedsel werd op petroleumstel en/of noodkacheltje bereid, waarbij wel aangetekend moet worden dat zeker die petroleum niet voor iedereen beschikbaar was. Ook voor de verlichting hadden wij petroleum en een carbidlamp. Om ’s nachts door het verduisterde huis te bewegen beschikten we over een knijpkat, een lantaarn met ingebouwde dynamo die met een handeltje in beweging werd gebracht. Het maakte wel lawaai, maar gaf ook licht.