In de loop van 1944 werd in het westen van Nederland de voedselschaarste steeds ernstiger.De vader van Rein probeerde het weinige eten dat er was zo eerlijk mogelijk te verdelen, maar kon niet voorkomen dat de kinderen ruzieden en elkaar het eten uit de mond keken tijdens de maaltijd. Eind oktober is er echter een meevaller, oom Piet en Tante Sien uit Hembrug komen op bezoek en brengen eten mee, etenswaren die oom Piet als machinist van het Hembrugse pontveer kon bemachtigen. Tot verrukking van het hele gezin braden tante Sien en moeder grote stukken kip en voor een dag kan ieder zoveel eten als hij wil. Spoedig is er echter weer een nijpend gebrek aan voedsel en ook aan brandstof.
De kolenhaard is al vervangen door een efficiënter noodkacheltje dat op alles brandt, maar hout en kolen zijn er niet meer. Broer Piet is de eerste uit de buurt die de populieren aan het Galileïplantsoen als brandstof ziet en met hulp van vrienden om zaagt. Daarna volgen vele buurtgenoten tot er geen boom meer overeind staat. Op het spoorwegemplacement achter de Archimedesweg worden kolen en sintels tussen de kiezelstenen gezocht, hetgeen natuurlijk verboden is.Het gaat ook niet lang goed, Jan van Waveren uit de Copernicusstraat wordt doodgeschoten door de Duitsers. Daarna mag Rein er niet meer komen.
De verveling, de honger, de angst dat broer Ton gepakt wordt voor de gedwongen tewerkstelling in Duitsland nemen toe en half november besluiten Ton en Rein dat ze het erop zullen wagen. Ze gaan de stad verlaten en te voet op weg naar Deventer waar familie woont, in de hoop dat Ton daar kan onderduiken en dat daar een betere situatie is. Ze nemen twee jampotten gevuld met gekookte, bruine bonen mee en lopen langs Betondorp naar Diemen over de Middenweg.Vlak voor Diemen is de weg afgerasterd met prikkeldraad en worden alleen mensen met de juiste papieren doorgelaten.Daarom gaan Ton en Rein terug naar de Kruislaan, steken met het pontje van Gerrit de Ringvaart over en weten via de Diemerzeedijk toch Diemen te bereiken.
Vandaar zal hun tocht echt beginnen, die ze tenslotte in het gehucht Hengforden zal brengen.
Dat voert ons echter buiten Amsterdam en staat beschreven in het boek "Een Amsterdamse jongen in oorlogstijd".