De Koninklijke Marechaussee was het landelijke militaire politiekorps met vestigingen in elke stad van enige betekenis in ons land. In de Jennerstraat werd in 1927 een kazerne gebouwd die speciaal bedoeld was voor de bereden Marechaussee. Op het kazerneterrein stonden ook zes dienstwoningen voor het personeel en hun gezinnen. Er was een ruime stal voor de paarden op het binnenterrein.
"Bij het uitbreken van de oorlog hadden de Duitsers de marechausseediensten ingelijfd bij de burgerpolitie. Mijn man en zijn collega's bleven min of meer hetzelfde werk doen, vooral bewakings- en beschermingstaken.
De Duitsers gebruikten de paardenstallen als onderkomen voor Letse en Litouwse krijgsgevangenen. Die arme jongens lagen en zaten daar de hele dag in het stro; ze konden geen kant op. Maar wat veel erger was: regelmatig werden ze 's nachts van hun stromatrassen gejaagd om rond de kazerne strafexercities te rennen. Ze waren al zo mager en ze hadden het zo koud en dan joegen die beulen ze ook nog eens naar buiten. Om de zoveel meter moesten ze in de modder knielen en kruipen.
Op een keer zag ik ze weer door de modder worstelen en ik werd zo kwaad dat ik de balkondeur open gooide en keihard '...Schweinhunden!!! riep. Ik schrok van mezelf; binnen lagen drie kleintjes te slapen.
Een andere keer stond in die vreselijke Hongerwinter een Litouwer, een kleine, magere man, bij mijn keukenraam met een pan aardappeltjes. Waar hij die vandaan had? Rauw waren die dingen niet te eten. Met handen en voeten spraken we met elkaar. Ik knikte en stak mijn wijsvinger op. Ja natuurlijk, ik zou de aardappels koken en om één uur moest hij ze komen halen. Je had het gezicht van die man moeten zien toen ik hem de dampende pan aardappels op de afgesproken tijd terug gaf.
Eind jaren veertig stapte mijn man over naar de Rijkspolitie en kregen we aan de Archimedesweg een andere dienstwoning. De oude kazerne werd in 1970 gesloopt en vervangen door flats en een dienstencentrum".