Moeder zette ons toen we jong waren als toetje na de warme maaltijd een bordje pijpjespap voor. Het recept was eenvoudig: kook pinkdikke en pinklange macaronistengels gaar in de melk en serveer het geheel met suiker en kaneel. Best lekker, al zouden Italianen hun neus optrekken om zó met de macaroni om te gaan. Zo ook indertijd mijn broertje Jaap. Hij vond de pap niet om te eten en nam er dan ook geen hap van. Dat strookte niet met de opvoedingsprincipes van vader. Hij plaatste zijn zoon voor het dilemma: of je eet je pap of je mag niet mee naar de film. Die film, de Negerhut van Oom Tom, zou worden vertoond aan de Polderweg (waarschijnlijk in het gebouw het Kraaiennest). ’t Mocht niet baten, Jaap bleef weigeren de pap te eten. Vader moest zijn gelijk krijgen, pakte mijn broertje beet, zette hem in de kelder en deed de deur op slot. Dat zou hem wel tot inkeer brengen!
Nu was de straf niet al te draconisch. In de kelder onder de keuken zaten twee raampjes die ervoor zorgden dat de kelder niet donker was. In de kelder lag onder andere een zak met vodden klaar voor de vuilnisman. Jaap koelde zijn woede op die zak. Hij smeet de vodden de kelder rond en daarna viel hij vermoeid met zijn hoofd boven op de zak in slaap. Na een uur straf kregen vader en moeder medelijden met hun oudste zoon en wilden hem gaan verlossen. Geheel vertederd zagen ze hem slapend op de zak liggen. Ze lieten hem direct vrij. Maar de filmavond op de Polderweg bleef voor de zondaar taboe. Jan en ik voelden ons zeer braaf en gelukkig dat wij wel naar de film mochten. Jaap heeft nooit pijpjespap gegeten. En terecht!