Tot zijn aangename verrassing ontvangt hij binnen een week een sympathieke brief van Jan Blokker. Die minstens even cynisch kan zijn als Pieter in zijn brief was, maar nu uiteraard niet in de gelegenheid is om dit talent te uiten.
Amsterdam, 7 augustus 1981
Geachte heer Bol,
Wij ontvingen de kopie van uw brief aan de directie van de Volkskrant en hebben er niet anders dan met gêne kennis van kunnen nemen.
Het feit dat u zich zoveel moeite heeft willen getroosten het produkt van ons, redactionele, werk dagelijks onder ogen te krijgen, stemt ons erkentelijk. Onze primaire, en in feite uitsluitende taak betreft de inhoud van de krant; naar beste tradities bestaat een strikte scheiding dat deel van het dagbladwerk, en de technische alsmede commerciële procedures die er voor moeten zorgen dat ons werk ook werkelijk verspreid, dus rendabel kan blijven.
Maar juist dat hele bezorgingsapparaat grenst uiteraard nauw aan wat hier ter redactie wordt gedaan: we schrijven tenslotte om alom gelézen te worden. Kortom: de wijze waarop de Volkskrant wordt gedistribueerd gaat ons zeer ter harte, maar onttrekt zich formeel aan onze verantwoordelijkheid. Wat wij u op dit moment kunnen toezeggen is, behalve de verzekering van ons mee-lijden, niet veel meer dan dat wij ter bevoegder plekke nog eens met nadruk zullen bepleiten de abonnee te vrijwaren voor Kafkaiaanse visioenen.
De problemen bij de distributie van de krant zijn groot – dat weten we, en we hebben er, intern, alle begrip voor. Moge uw noodkreet er toe bijdragen dat er, harder dan toch al, alles aan gedaan wordt om die problemen op z’n minst te verkleinen. Misschien kunnen we dan zelfs hopen u binnenkort weer in onze lezerskring terug te zien.
Met de meeste hoogachting.
J. Blokker
adjunct-hoofdredacteur.
Ga terug naar het begin :De Volkskrant – een leuke buurtgenoot - 1