In 1976 verhuis ik van Derde Oosterparkstraat 91-1 naar Wagenaarstraat 39-1. En bouw daar met vloerdelen een bedstee in de alkoof. In 1984 gaat die weer mee naar Derde Oosterparkstraat 256-huis en wordt herbouwd in de alkoof. Boven hoofd- en voeteneind zijn boven elkaar diverse planken, dus kastruimte. In dat meubel lig ik vaak te lezen. Maar nogal wat van mijn boeken zijn tamelijk zwaar en die een tijdlang boven je ogen houden geeft vermoeide en dove handen en armen. Ik denk: we hebben geen schrijfmachines nodig, maar leesmachines.
Dan zie ik in een blad een cartoon. Een man ligt lekker lui op zijn rug te lezen onder een glazen salontafel. Het boek ligt open daarop, met de rug naar boven. Eureka, dit is het! Ik koop in de visserijwinkel bij het viaduct over de Beukenweg sterk vissnoer. Fluks vier oogjes gedraaid onder de onderste hoofeindplank en twee stukken snoer parallel daaraan bevestigd. Ziezo, klaar is mijn leesmachine.
Nu proberen. Een lampje belicht de bladzijden van het opengeslagen boek dat op de snoertjes rust. Het is wel heel relaxed om zo te liggen lezen. Alleen mijn ogen bewegen. Als de twee bladzijden uit zijn, haal ik met een handige beweging het boek even uit zijn positie, sla een blad om en leg het weer terug. Dit is echt fantastisch. Alleen merk ik dat ik meestal na enkele bladzijden spontaan in slaap val, niet alleen ’s avonds maar ook overdag. Een mens moet niet al te veel verwend worden.
En dan onderga ik het lot dat de meeste uitvinders treft. Want uitvindingen hebben altijd kinderziektes. Als ijverige medische student/medicus heb ik het twee kilo zware “Principles of Internal Medicine” op de snoertjes gelegd. Ik sukkel tijdens het lezen in slaap. En wordt gewekt door een mokerslag. Bijna was het lijvige boek mijn “Eternal Medicine” geworden.