In mei 1974 krijg ik in kraakpandje Derde Oosterparkstraat 91-1 bezoek van Bob Fordham. Deze Australiër kreeg een lift van een vriend en die verwees hem naar mij. Naar de gewoonte van die tijd bied ik hem onderdak en uiteindelijk is hij twee maanden gebleven. Hij was een voortreffelijke gast. Hij hoefde niet vermaakt te worden, deed ongevraagd de afwas en boodschappen, serveerde maaltijden en was een interessante gesprekspartner.
Samen met mijn medische vriend Joop hebben we veel lol. Eens wikkelen we hem op het balkon in repen wc-papier zodat hij een volmaakte Egyptische mummie wordt. In juni komen de reiskriebels op. Bob wil vrienden in Londen bezoeken. Dat komt goed uit. Want al jaren reis ik al liftend. Maar het jaar ervoor heb ik mijn rechterschouder gebroken bij een motorongeluk. En nu is liften met rechterarm en -duim pijnlijk.
Dus kom ik tot de logische conclusie dat liften in Engeland de oplossing is. We reizen met Bob naar Londen waar we een paar nachten verblijven bij zijn Australische vrienden. En dan volgt er een zeer succesvolle lifttocht door Engeland, Wales en Schotland. Met de linkerduim.
Eenmaal zie ik Bob terug. In juni 1976 is hij met vrouw en kind op wereldreis met een busje. Ik ben net een dag op mijn nieuwe adres in de Wagenaarstraat. Ik heb veel voedsel voor de verhuizers maar alle servies en bestek is nog ingepakt. Bob weet raad. Hij rukt vooral veel bestek uit het busje aan. Maar vergeet dat later mee te nemen. En zo is een deel van mijn bestek nog afkomstig uit Australische psychiatrische instellingen waar hij verpleger was.
Later woont hij in Nieuw-Zeeland en van daaruit krijg ik nog eenmaal post. Hij is intussen helemaal in de Heer en het contact verzandt.