Voor de oorlog woonden er veel joodse mensen in de Vrolikstraat, vooral in de buurt van de Wibautstraat. De Vrolikstraat liep van de Linnaeusstraat tot de Wibautstraat en was erg lang. Wij woonden tussen de Linnaeusstraat en het Beukenplein. Bij ons aan de overkant woonde een joods gezin, de familie Tof. Mijnheer Tof was slager. Of de familie Tof de oorlog heeft overleefd is mij niet bekend. Ook naast ons woonden Joodse mensen. Ik heb ze zien weggaan.
Mijn vader Piet van Langen, veekoopman, slachtte in de oorlog wel eens clandestien vee. Dat deed hij in de Sloterpolder bij een boer. Hij verpakte de stukken vlees in grauw papier en op een driewielbakfiets ging hij ermee naar de Vrolikstraat. Onderweg is hij bij contrôle twee keer door de Duitsers opgepakt. Hij heeft een keer in het Lloydgebouw aan de Oostelijke Handelskade vastgezeten en een keer in een kamp in Ommen. Vooral in Ommen, waar hij 6 maanden is geweest, is hij slecht behandeld. Hij woog 160 pond maar toen hij thuiskwam woog hij nog slechts 80 pond. Zo werd hij eens zonder eten aan een boom vastgezet met een stokje tussen zijn tanden. Hij moest letterlijk ‘op een houtje bijten’. Mijn broer Cor heeft in het Lloydhotel zijn plaats ingenomen zodat mijn vader weer naar huis kon gaan, maar hij was natuurlijk danig verzwakt.
In 1944 werd hij ziek. Er woonde een ziekenbroeder bij ons aan de overkant. Die heeft mijn vader op een brancard geholpen waarmee ze lopend naar het O.L.Vrouwe Gasthuis gingen. Vervoer was er niet in de oorlog. Uiteindelijk bleek mijn vader een gezwel in z’n bovenbuik te hebben waaraan hij is gestorven op 21 december 1944.
----------------------------------------------------------------------------
Voor verhaal nr. 3 ga naar
Het Oosterparkkwartier was een echte katholieke buurt