Toen de oorlog uitbrak op 10 mei 1940 werd ik wakker van een hevig gebrom. Even later hoorde ik harde knallen, dat bleek het afweergeschut te zijn dat aan de andere kant van de ringvaart te zijn (in de richting van Frankendael).
Ik ben toen opgestaan en naar het houten bruggetje gelopen dat aan het eind van de Schalk Burgerstraat lag. Vanaf het bruggetje had je toen nog vrij zicht op het Amstelstation. Ik zag meerdere vliegtuigen en zelfs een luchtgevecht.
Aanvankelijk zag het ik het allemaal als avontuur, ik had toen nog geen benul van wat er zou kunnen gaan gebeuren. Ik wist natuurlijk wel dat er oorlog dreigde. Ik had al een hele tijd geen school meer omdat er soldaten in mijn school waren gelegerd in verband met de mobilisatie.
Mijn ouders waren veel meer bezorgd. Kort na het begin van de oorlog hoorde ik wel dat er plotseling en relatief veel mensen overleden. Nu weet ik dat veel mensen zelfmoord hebben gepleegd. Je hoorde dan dat er iemand van het dak was gesprongen of dat ze het gas hadden opengedraaid. Vaak ging het om mensen die voor de oorlog uit Duitsland waren gevlucht of om mensen die contacten hadden met gevluchte Duitse Joden.
Aanvulling Frits Slicht
Op 17 mei 1940 meldde een rechercheur van het politiebureau Linnaeusstraat dat er zich een drama had afgespeeld in de Schalk Burgerstraat, op nummer 35 twee hoog. Op dit adres woonden Nochem Loonstijn en zijn vrouw Henriëtte Loonstijn-Cohen. De rechercheur vermeldde dat beiden door gasverstikking om het leven waren gekomen en dat er van een misdrijf geen sprake was. De lichamen werden overgebracht naar het reinigingshuis van het Nederlands-Israëlitisch Ziekenhuis.
Bron: meldingsrapport politie.