Oom Manus was getrouwd met een zuster van mijn vader, hij was visventer. Hij komt tot twee keer voor in de meldingsrapporten van politie.
Zie: meldingsrapport politie.
Meldingsrapport van politie
Dat hij zich blijkbaar niet altijd aan die vaste ventdagen of plekken hield, blijkt uit het feit dat hij op 20 mei 1941 werd aangehouden door de agent van politie Prins. De reden voor aanhouding was: “ter zake het innemen van een standplaats met een handkar voor de verkoop van visch zonder vergunning (als jood)”. In het meldingsrapport staat dat hij in de Retiefstraat, hoek Mauritsstraat stond. (Dat is een opvallende fout, de Mauritsstraat bestaat niet in de Transvaalbuurt, aanvulling F.Slicht.) In overleg met het politiebureau werd hij overgebracht naar de Euterpestraat (in een voormalig schoolgebouw zat hier de Nederlandse afdeling van de Sicherheits Dienst).
Hoe een en ander is afgelopen, is niet duidelijk. Zijn ventvergunning was niet verlopen (liep door tot 29 mei 1941, bron: ventvergunning Gemeentearchief Amsterdam).
Overigens had hij een maand eerder ook al het meldingsrapport van de politie gehaald. Op 5 of 6 april van 1941 was hij namelijk getuige van een ongeval in de Schalk Burgerstraat. Het ging om een meisje, Lea Cosman, van elf jaar oud. Deze scholiere van de president Steynschool woonde in de Paardekraalstraat 16 huis. Zij was aangereden door een ‘vierwielig motorvoertuig’ dat vanaf de Transvaalkade was gekomen en reed in de richting van het Krugerplein. De auto was van de Amsterdamsche Rijtuig Maatschappij. Lea kwam op haar fiets, vanuit de Colensostraat, door het poortje. Zij zag de auto te laat en reed tegen de achterkant van de auto. Zij had slechts lichte schaafwonden, de voorvork van haar fiets was een weinig verbogen. Het rijwiel is aan de vader medegegeven.
De schade aan de auto viel mee, de nummerplaathouder achter was afgebroken.
Naast mijn oom was ook mevrouw Jansje Sluijs-de Wolf getuige.