De werkplaatsen van het Amsterdamsch Genootschap voor Werkverschaffing aan Onvolwaardigen (AGWO) kwamen tot stand in 1926. Al kort na de opening hoopte de directie op uitbreiding. Een uitbreiding die noodzakelijk werd geacht, gezien het grote aanbod van onvolwaardigen (zoals de fysiek en geestelijk gehandicapten toen werden genoemd).
Zie ook de verhalen: Inrichting voor Arbeidstherapie en Van inrichting voor arbeidstherapie tot AGWO.
Plannen voor de toekomst.
Maar zoals zo vaak was ook hier het begin moeilijk. Er werd gebouwd en gewerkt met particuliere giften. Gemeentelijke steun werd, vooralsnog, niet verleend. Desondanks werkte het bestuur van de AGWO voortvarend aan het in stand houden van de goede werken. Het bestuur hoopte haar werkzaamheden zelfs te kunnen uitbreiden. Het bestuur wilde, in samenwerking met het Bureau voor Beroepskeuze, een leerschool oprichten voor ongeschoolden. Er zouden vakkundige opleiders worden aangesteld. Het hoofddoel van het project, werkverschaffing, zou daardoor kunnen worden uitgebreid met zorg voor opleiding. De arbeidstherapie, het herwinnen van de arbeidskracht, zal een belangrijke rol blijven spelen.
Moeilijke jaren.
De jaren dertig zijn echter ook voor de werkplaats van de AGWO moeilijke jaren. In het tijdschrift Schakel van januari 1935 wordt verwezen naar het verslag van de AGWO over het jaar 1933.
citaat
“Het verslag van de wederwaardigheden van het AGWO in 1933 is in de laatste dagen van het vorig jaar verschenen en het spreekt, zooals alle verslagen der instellingen, over hard werken om het hoofd boven water te houden. Zij, die geregeld de werkverschaffing opdrachten geven, moeten deze begrijpelijkerwijze tot de allernoodzakelijkste beperken. Door het werven van nieuwe klanten wist men echter bij verscheidene afdeelingen der werkverschaffing het aantal orders op peil te houden, soms zelfs uit te breiden.”