In de jaren 50 van de vorige eeuw had niet iedereen telefoon. Wilde je een aansluiting dan moest je een halfjaar tot een jaar wachten. Was het eindelijk zover dan werd (bij ons althans) in de hal van de woning door monteurs van de PTT een zwart wandtoestel geplaatst met draaischijf. Bellen deed je dus in de hal. Leuk in de winter, want daar was het koud. Je moest ook staand bellen, want er zat maar een korte draad aan de hoorn.
We hadden bij ons thuis radioontvangst via de draadomroep. Daarvoor had je een lelijke luidspreker, verbonden aan een zwarte draaischijf en bevestigd aan de muur. Slechts 3 of 4 kanalen. Toen men met de draadomroep stopte was het nog een hele stap voor mijn ouders om een echt radiotoestel te kopen.
In 1963 kwam er bij ons een televisie. Alleen zwart-wit, want kleur bestond nog niet. Aansluiting en bediening waren vrij ingewikkeld dus werd het toestel geplaatst en afgeregeld door een firma. En kreeg men mondelinge instructie over de paar bedieningsknoppen. Er werd een antenne op het dak geplaatst. Afstandsbediening bestond niet en er waren slechts twee zenders ! Om 8 uur (of was het 7 uur?) 's avonds begon de uitzending. Vóór die tijd was alleen het z.g. testbeeld te zien. Veel mensen, waaronder mijn vader, installeerden zich bijtijds voor de buis en keken alvast naar dit testbeeld. Ik denk dat ik daar een zekere aversie tegen tv-kijken aan overgehouden heb. Op de daken bevond zich een woud van antennes. Eens in de zoveel jaar was er een flinke storm waarbij de een na andere antenne dan omwoei. Dat was lachen.
----------------------------------------------------------------------
Voor verhaal nr. 12 uit deze serie ga naar:
De gemeentegiro