Het Badhuis
Bij ons thuis hadden we, zoals veel woningen voor de oorlog, geen badkamer met douche. Als je eens echt wilde badderen of douchen dan kon je naar het Badhuis in de Fronemanstraat. Het Badhuis zat vlak bij het Sportfondsenbad.
Je betaalde een dubbeltje voor een stortbad. Na verloop van tijd werd er op de deur geklopt dat je moest opschieten. Je had een badjuf die toezicht hield. Iedereen kreeg een eigen hokje toegewezen. Daar kon je je kleren uitdoen en ophangen. Daarna ging je direct onder de douche, je ging niet naar een gemeenschappelijke doucheruimte. Hoe het er allemaal precies uitzag, dat weet ik niet meer. Daarvoor ben ik er ook te weinig geweest. Ik ging altijd alleen naar het Badhuis, toen ik wat ouder was ging ik niet meer. Schoon was ik toch wel, ook al hadden we dan geen douche.
Het Sportfondsenbad
Naar het Sportfondsenbad ben ik ook wel geweest. Ik heb daar geprobeerd te leren zwemmen. Een groot succes was het niet. Dat kwam ondermeer doordat ze mij daar wel twee keer in het bad hebben gegooid. Ik stond langs de kant van het zwembad, ik moest toen nog leren zwemmen, om in het water te springen. Zij hebben mij toen twee keer in het water geduwd omdat ik niet direct durfde te springen. Daar heb ik zo de angst van te pakken gekregen dat ik nooit echt goed heb leren zwemmen.
Je had daar voor de oorlog ook nog een Washuis (zie het verhaal “Het Gemeentelijk Waschhuis”).