Mijn jeugdherinneringen zijn veelal verbonden aan de bezettingsjaren van 1940-1945. Dit zijn juist de jaren die verantwoordelijk waren voor mijn opvoeding en het verdere verloop van mijn leven.
Ondergrondse krantjes
De nieuwsvoorziening tijdens de oorlog betreft zo’n herinnering. Tijdens de oorlog was er via de pers uitsluitend eenzijdig nieuws. Van de bezetter mocht veel niet worden vermeld, wat er wel mocht worden gepubliceerd stond onder strenge controle (censuur).
In het eerste oorlogsjaar verschenen er echter ook al zogenaamde ondergrondse krantjes. In eerste instantie verschenen die in een kleine gestencilde oplage. Via deze krantjes, meer blaadjes, werd de bevolking op de hoogte gehouden van een ander, meer objectief, geluid.
Beduimelde exemplaren
Deze eerste krantjes waren vaak van erbarmelijke kwaliteit. Omdat de oplage klein was, werd een ieder gevraagd ze na lezing door te geven aan een andere, goede, Nederlander. Zo kon het gebeuren dat vrijwel iedere avond de brievenbus klepperde en er door een onbekende een blaadje werd bezorgd. Kreeg je een krantje als eerste dan was die nog wel leesbaar. Was je echter de tiende, dan was het slechte papier beduimeld en de tekst praktisch onleesbaar.
Wij zaten kennelijk aan het einde van de pijplijn. Ons exemplaar zag er meestal dan ook niet uit. Omdat wij de laatsten waren, werden wij geacht het blad weg te gooien, te versnipperen of te verbranden. Het risico van bewaren was te groot. Indien een dergelijk exemplaar gevonden werd bij een huiszoeking, kon je worden gearresteerd. Toch heb ik, als jongen van een jaar of 10 à 12, kans gezien een aantal van deze stukgelezen nummers te bewaren. Overigens ging dit in tegen het verbod van mijn ouders. Er werden door vele stromingen illegale krantjes uitgegeven.