Toen ik aan mijn keelamandelen geholpen moest worden ging ik met mijn moeder naar het Burgerziekenhuis (het latere Stadsdeelkantoor). Er waren nog meer kinderen voor dezelfde behandeling. Op een gegeven moment moest je bij de dokter komen. Je kreeg een bakje in je handen gestopt wat je onder je kin moest houden . “Doe je mond maar open”, zei hij nog vriendelijk en op hetzelfde moment werden de keelamandelen zonder verdoving uit je keel geknipt. Het ergste was nog dat zes weken later mijn neusamandelen in het OLVG eruit werden gehaald onder dezelfde omstandigheden. Ik schijn toen het halve ziekenhuis op z’n kop te hebben gezet. (‘n Stelletje slagers waren het).
Wekelijks kwam er een verzekeringsemployé, in de volksmond “de man van het dooiefonds” geheten, langs de deur om de premie voor de overlijdensverzekering op te halen.
In het oude Ajaxstadion De Meer stond je voor een kwartje op de jongenstribune. Na de wedstrijd als iedereen naar huis ging was de hele Middenweg één deinende massa. In lijn 9 stonden de mensen bij bosjes op de treeplanken. Het leken wel zwermen bijen.
Op het eind van de Schalk Burgerstraat was een klein geel voetgangersbruggetje met een trap naar beneden om op de Ringdijk te komen. Dat noemden we het “kippenbruggetje”. Op de Ringdijk keek je over weilanden met koeien. De boerderij “de Vergulden Eenhoorn“ was nog volop in bedrijf. ‘s Winters ging je daar schaatsen op de boerenslootjes.
Bij de kroning van koningin Juliana in 1948 was er op de hoek van de Pretoriusstraat vlakbij het Krugerplein een ereboog gemaakt, die de hele straat in de volle breedte overspande.
In de tachtiger jaren van de vorige eeuw waren de winkeliers verenigd in een winkeliersvereniging, die loterijen en braderieën organiseerden, waar ontzettend veel mensen op af kwamen.
--------------------------------------------
Dit was het 9e en laatste verhaal uit deze serie. Om weer naar verhaal nr. 1 te gaan :
Schoenmakers en 45 kinderen in één klas.