In Oost, dat was mijn tijd. Van mijn tweede tot mijn achtste heb ik in de Madurastraat gewoond. Alle voordeuren waren rood. Dat vond ik wel grappig, want mijn lievelingskleur is rood. Volgens mij was dat in de hele wijk, maar in ieder geval in de Madurastraat. Tandenpoetsen deden we met mijn moeder in de keuken, want we hadden in de badkamer nog geen wastafel. De mensen waren daar heel open. Zo van: ‘Kom maar bij ons, meid.’ Ik had een leuke vriendin beneden en Turkse vriendinnen aan de overkant. Cultureel heel uiteenlopend. We hadden Hindoestaanse en Nederlandse vrienden. In Oost wonen allemaal dezelfde soort mensen: een stelletje gekke mensen, die elkaar afmaken elke dag. Terwijl in het wijkje waar we naartoe verhuisd zijn, daar is iedereen opgedoft. Daar had ik als kind last van. Ik had het idee dat iedereen op ons neerkeek. Zo heb ik het ervaren. Mijn moeder was ‘sociale-dienst-moeder’. Dat was een trauma, want op school ben je degene die de ‘Nikes’ niet kan betalen. Maar in Oost voelde ik mij prettig. Iedereen was kind van een bijstandmoeder, dus daar was ik niet anders dan de rest. Dan ging mijn moeder stadspassen halen. Daarmee konden we met korting naar binnen bij het Tropenmuseum. Dat vond ik geweldig. Daar gingen we dan verstoppertje spelen. In de vakantie ging ik altijd met mijn vader bij de Febo eten. Mijn vader bracht mij ook altijd naar de Montesorischool. Daar kon je zijn wie je bent. Ik mocht dan bij de hoofdsteden van de provincies vlaggetjes zetten op een landkaart, ook al was dat niet wat bij zes jaar hoort. Ik was daar héél goed in, omdat mijn opa in Dronten woonde en ik wilde snappen waar hij nou precies woonde. Dus ook op school had ik het daar heel erg naar mijn zin. Ja, in Oost, dat was mijn tijd.
Zijn wie je bent in Oost
In Oost wonen allemaal dezelfde soort mensen; gekke mensen die elkaar afmaken elke dag.
3105 keer bekeken