Mijn eerste indruk van de nieuwe woonomgeving (in 1927-28 ongeveer) was er vooral één van zand, geen stoepen, geen tegels. Maar mijn moeder zei: ‘Ach, dat zal wel wennen’. Voor 3,40 gulden per week hadden we wel een woning met drie slaapkamers én een eigen toilet. Ik kreeg een eigen slaapkamer, het was wel een kleintje, maar toch. Mijn moeder vond dat ik er als oudste recht op had. Zij noemde mij toen de “Modeballon”, omdat ik altijd voor de spiegel stond. De kamer was zo klein, dat als de zon naar binnen scheen ik eruit moest. Het kon er ontzettend heet worden.
Aan de voorkant van ons huis hadden we een balkonnetje. Dat was best gezellig, we hadden uitzicht op de speeltuin van de Joubertstraat. Daar was altijd wel wat te doen. Dan waren ze aan het korfballen, dan weer was er honkbal of werden er gymnastiek oefeningen gedaan.
Ook vanuit mijn raam zag ik de speeltuin, ik kon ook een kleuterschooltje zien met daarnaast een groter gebouw. In dat gebouw woonden alleen maar niet-joodse mensen. Die waren van Colijn (die van: “Ga maar rustig slapen”). Als er verkiezingen waren, hingen er ook altijd borden met: “Kies Colijn”. Aan ‘onze kant’ van de straat werd niet op Colijn gestemd. Bijna iedereen was socialist of communist. Mijn vader bijvoorbeeld had zijn keuze voor het communisme gemaakt. Dat had allemaal met de armoede te maken. In verkiezingstijd zag je dan ook de borden voor de SDAP of voor de CPH (Communistische Partij Holland, de naam van de communistische partij tot 1935, daarna werd het de CPN) verschijnen.
Voor alle verhalen: Katharina Blog-Suesan inhoudsopgave