De vroege herinneringen van Jan Hendrik Springer:
"Wij hadden thuis een toilet op de gang in het trappenhuis. Ik zal een jaar of vijf geweest zijn toen ik mij een hoedje schrok van een vreemde man die er zomaar op zat met de deur wagenwijd open.
In die tijd zat ik op het kakschooltje op het Galileïplantsoen bij juffrouw de Wit. Zij werd op een goede dag weggehaald door een gebruinde man want ze ging trouwen en naar Indië (of de beste man gewoon lekker bruin was of echt Indisch, weet ik eerlijk gezegd niet). Op het kakschooltje mochten de kinderen wel eens aardappeltjes meenemen. Deze werden dan gekookt en genuttigd met een klontje boter en dat vond ik een waar feest.
De lagere school was in de Herschelstraat, (we waren inmiddels verhuisd naar de Pythagorasstraat, zie foto), waar we met allemaal kinderen uit de straat naar toe liepen. We speelden slagbal op straat, er waren nog amper auto"s. De vader van Jackie van Dal (een ventje uit de buurt) had overigens wel een auto, een opel Olympia. Er werden toen nog jongetjes gearresteerd omdat ze op straat met een tennisballetje aan het voetballen waren. Voetballen op straat mocht toen niet en dus moesten we met een stuk of tien jongetjes mee naar het politiebureau in de Linneusstraat waar we zeker een uur werden vastgehouden. Een griezelig grijnzende boef die uit z'n cel werd gehaald maakte toen grote indruk op mij."