Mijn ouders waren niet heel rijk maar wel heel handig. Mijn vader hielp met de ramen lappen want moeder kon er niet bij omdat ze klein was. Elke dag waren er taken en die werden ijverig gedaan. We maakte veel groenten in en ik hielp mee met de snijbonen inmaken. Volgens mij was dat voor toen heel modern. Met een handmolen werd de snijbonen gemalen.
Stoffen kochten we op de Nieuwmarkt. Vader zette het model en dan werd het op de naaimachine gemaakt door moeder. Moeder breide truien en lange bruine kousen. Vielen er gaten in je knie, dan kreeg je een leren lapje er over heen. Ik vond dat niet leuk staan dus ik paste wel op. Overdag droeg ze een huis schort over haar jurk. Nooit een rok met blouse, zeker geen broek.
Niet alleen het eten was op zondag anders, ook de kleding. Moeder droeg dan een mantelpakje van wol, heel sjiek. Hoed beetje als de koningin en half hoge schoenen, met steunzolen. Een keer had ze deze verkeerd om in de schoenen gelegd en moest ze midden op de Pretoriusstraat de steunzolen omwisselen en natuurlijk daarbij de schoenen uitdoen.
Vader had een echt zwart wollen kostuum en een hoed. Goed overhemd en gesteven. Ja een heel hemd en niet alleen een strook als boord zoals veel anderen hadden. Ik trok op zondag mijn beste jurk aan van de meerdere fluwelen jurken die ik had. Iedereen zag er op zondag mooi uit. Je had ook je beste schoenen aan. Niet dat we een hele rij hadden, maar toch. Ik had altijd een fluwelen hoedje op.
Bijzonder was dat we allemaal een fiets hadden. Zomers maakte we in het weekeinde rondjes naar Buiksloot, Den Ilp, Monnickendam en kustplaatsen aan de Zuiderzee. Ja ook het Florapark. Het zwemmen heb ik geleerd in het Noord-Hollands kanaal en in het IJ. In een houten hok moest je je omkleden en dan via een trapje het water in. Dat hout was erg koud van de algen. In de winter gingen we schaatsen op de vijvers.
