De meeste winkeltjes waren niet gericht op één product, maar waren gemêleerd; naaigaren lagen onder de slierten in elkaar gevlochten uien. In de buurt vond ging je naar de melk-en-kaasboer. Rijst kwam van de Gruyter, de kruidenier. En Jamin had biscuit en chocolade cirkels.
Mijn moeder was erg kieskeurig en kocht kwaliteit. Wanneer we bij de slager stonden en de slager pakte een stuk dat moeder niet beviel, dan wees ze daar op. Als je gehakt wilde, kocht je vlees en werd het gemalen waar je bij stond.
Graag ging ik met moeder mee naar de markt want ik had een heel andere smaak en wilde zelf, net als moeder, mijn spullen uitkiezen. Een markt was die op de Albert Cuyp. Een andere was op de Nieuwmarkt en daar kocht je stoffen.
Klaargemaakt eten halen of naar een restaurant gaan was totaal geen sprake van voor ons. De meeste producten werden aan huis afgeleverd en ik kwam dan ook niet vaak in winkels.
Ik had eens elf cent mee van moeder om een pond rijst te kopen. Ik liet het geld vallen. Nu was het zo dat er een luik lag op de stoep en ik het geld kwijt was. Moeder heeft heel bedachtzaam gekeken zo van: is dit nu echt zo gebeurd of heb je het voor iets anders gebruikt? Straf kreeg ik nooit en ik kreeg zelfs weer mijn 1 cent in de week om snoep van te halen.
Op de Transvaalkade woonde een vrouwtje, naar mijn beleving een heel oude vrouw. Ze kwam met een dienblad naar buiten. Op dat dienblad lag allerlei lekkers zoals zoute drop, dropveters, scheve koekjes, oranje vierkante ballen, kokosnoot koekjes. Voor 1 cent kon je wat lekkers uitzoeken. Mijn favoriet waren de bonen die geroosterd waren; Groninger mollebonen.