We woonden in de Kraaipanstraat en daar in de buurt zat ik op school waar ik elke dag naar toe ging. Daarvoor had ik ook op een kleuterschool gezeten. Het waren openbare scholen; het was klassikaal, gemengd en er waren geen vieringen. Mijn ouders waren strikt seculier. Moeder had uit de bijbel het laatste hoofdstuk gescheurd; Johannes. Deze bijbel heb ik nog liggen in de kast. Vader had een zus die veel ouder was, tante Anna. Het was een fijne tante die ook in Oost woonde, in de Tweede Atjehstraat.
Vader, moeder, mijn jongere broer en ik gingen vaak in het weekeinde naar tante Anna. Door de week ging ik alleen naar haar toe. Dat was op woensdagmiddag, want ik was dan vrij van school maar moeder moest nog werken. Ik liep van de Kraaipanstraat door het Oosterpark naar de Tweede Atjehstraat. In die tijd nog allemaal nieuwe huizen.
Ik ben pas nog met de taxi naar de Kraaipanstraat gereden en zag dat de huizen er nog net zo bijstonden, dat dus bijna een eeuw later! Alleen de kleuren van de bakstenen zijn heel anders.
Haar man, mijn oom, was foeragemeester, hij voorzag de levensmiddelen bij Stoomvaart Maatschappij Nederland. Men reisde met deze maatschappij naar Indië en Maleisië. Zo kwam hij in verre landen en nam artikelen mee zoals zijden stoffen. Tante Anna was geweldig. Ze kon van alles. En maakte jurken en japonnen van deze zijde. Ze kon ook borduren en met kralen werken. Ik vond het heerlijk om naar het kantklossen, kleding maken en strijken te kijken. Tante Anna was een grote mollige vrouw, door haar zelfgemaakte kleding zag ze er altijd heel netjes uit. Ook wij kregen kleding en zo had ik een zijden japon die ik op zondag droeg. De mensen in de buurt beschouwden ons als hele rijke mensen.