Zwemmen deden we van school uit, we kregen zwemles in het Sportfondsenbad Oost. Ik heb er zelfs nog afgezwommen hoewel ik in het begin eigenlijk wel bang was voor water. Maar ik wilde persé mijn zwemdiploma halen want ik wilde lid worden van de Natuurvrienden. Ik wilde bij de kanoclub, voorwaarde was wel dat je kon zwemmen, dat je een zwemdiploma had.
Naast het Sportfondsenbad had je de gemeentelijke wasserij tevens openbaar badhuis. Daar liep een badmeester rond, iemand die controleerde of je je wel goed waste. Vooral de voeten waarbij je gebukt stond. Volgens mij was het een voyeur. Helemaal kosjer was het in ieder geval niet. Achteraf gezien had dat je toen niet door.
Thuis gingen we, toen we nog klein waren, in de tobbe. Pas later gingen mijn broertje en ik naar het badhuis. Vader ging de eerste keer met mij en mijn broertje mee. We gingen niet iedere dag, daar hadden we geen geld voor, maar ook omdat men één keer per week wel genoeg vond.
Overigens had je in Oost ook een openlucht zwembad, dat was bij het Amsterdam-Rijn kanaal. Toen ik daar ging zwemmen betaalde je daar 3 centen voor. Ik kan mij nog herinneren dat het "3 centen bad" werd genoemd. Dat was met de 2 centen die we kregen voor snoep best een hoop geld voor ons. Wat ik mij nog wel kan herinneren was dat je voor het zwembad een stalletje had met scheepsbeschuit. Voor anderhalvehalve cent kon je daar een keihard stuk scheepsbeschuit kopen en hield je nog een halve cent over voor een toffee. Je moest daar wel goede tanden voor hebben. Ik ben dan nu wel 90, maar goede tanden heb ik gelukkig nog steeds.