De Krugerstraat ontvlucht, beland ik eind 1968 in de Eise Eisingastraat in de Watergraafsmeer. De verhuizing kan dan nog in twee keer per fiets. Ik woon bij de weduwe Kortman. We hebben geen hartelijke relatie. Zij heeft het geld nodig en ik ben ongelukkig in een moderne flat met stalen ramen. Met uitzicht op de ingang van de Oosterbegraafplaats.
Ik woon er enkele maanden, om dan terug te keren naar een meer centraal gelegen stuk Oost, de Commelinstraat. Eén gebeurtenis in de Meer ben ik niet vergeten. Het eerste tentamen van medische studenten geldt het ‘botjes-tentamen’, kennis van de honderden botten die een mens rijk is. De uitslag wordt schriftelijk medegedeeld.
Maar mevrouw Kortman, die vaak enkele dagen van huis is, gelukkig, houdt immer haar buitenbrievenbus gesloten. Wanneer mijn medestudenten me hun uitslag vertellen bevind ik me in een hospitaloze periode. Vreselijk, ik weet niet hoe ik ervoor sta. Ik loer in die gesloten brievenbus en ontwaar de envelop met daarin mijn tentamenuitslag.
Wat te doen? Ik peuter met een mes en een vork mijn brief door de gleuf, na vele pogingen. Ik ben gezakt! Bovenop die teleurstelling komt de sermoen van mevrouw Kortman, die over mijn wandaad is ingelicht door oplettende overburen. Wat een leuke buurt!
Acht jaar later (1976) ben ik met vrienden in Schingen, niet ver van Franeker. Onder ons is Marion den Uyl, dochter van de toenmalige premier. Marion gaat per fiets op expeditie naar Franeker en verhaalt beeldend over Eise Eisinga’s huis en zijn astronomisch kunstwerk aldaar. Een 18e eeuwse verbeelding van ons zonnestelsel en de enorme afstand van de planeten onderling. Ik ben vol bewondering; ik heb in een gelijknamige straat gewoond en het is nooit in me opgekomen om eens naar de oorsprong te gaan zoeken.