Deze huizen zien er van het vooraanzicht groot uit, maar wat erachter zit is allemaal vrij klein. Ik was vijf jaar toen ik hier kwam wonen. We zijn in 1957 weggegaan uit de Jodenbreestraat, waar die tunnel onder de rotonde doorloopt, aan de achterkant van de Mozes- en Aronkerk. We hadden de keus uit dit pand en een pand op de hoek. Dat pand heeft mijn vader niet genomen omdat daar op elke etage een kamer was. En met een gezin van zes kinderen loop je dan de hele dag de trap op en af. Hier was het wel heel erg klein want dit was een tweekamerwoning. Dit was de hele winkel en dit was de slaapkamer van mijn ouders, de zondagse kamer. Beneden, in een kamertje van 3 bij 4 meter, was de huiskamer, keuken en slaapkamer in één. In die huiskamer sliep ik met mijn jongste broer. Eerst in een opklapbed en later in het eerste opklapbare stapelbed in Nederland. In dat kamertje stonden twee opklapbare stapelbedden.
Toen werd er nog gehamsterd met ruimte, tegenwoordig niet zo erg meer. Wij hadden het in principe heel riant want hoeveel mensen denk je dat er hierachter (Pontanusstraat, Von Zesenstraat, Commelinstraat, Wagenaarstraat) in halve woninkjes zaten met vijf, zes kinderen. Als je hier om de hoek de Pontanusstraat inloopt en je komt bij het tweede blok, dat is nog oudbouw. Dat zijn woninkjes van 25 vierkante meter. Ook al zou dat een huis zijn geweest wat 10 of 11 meter diep was, het waren twee woninkjes. Dus dan moet je je voorstellen hoe er gehamsterd moest worden met ruimte, want het was eigenlijk een kamer alkoof. Daar is De Roomtuintjes voor gebouwd, zodat mensen grotere woningen hadden.