Ons portiek gaf toegang tot de gemeenschappelijke tuin, tussen het woonblok dat werd gevormd door de Tuinbouw-, de Akker-, de Veeteelt- en de Karnstraat. De bakstenen woningen werden verhuurd door de Algemene Woningbouwvereniging, de betonnen woningen waren van de gemeente.
De tuin met het portiek werden afgescheiden door een laag muurtje met een klapdeurtje voor de tuinlieden. Dit muurtje was bijzonder handig om er een vloerkleed met de mattenklopper op te reinigen. Een stofzuiger was immers nog geen algemeen bezit. Mijn moeder en onze buurvrouw, Mevrouw v.d. Hoek, maakten dankbaar gebruik van het lage muurtje. Het kloppen van kleden was gebonden aan bepaalde uren. Ik dacht dat het ná tien uur 's ochtends niet meer was toegestaan.
Op nummer 78 boven woonde het gezin van de bekende schrijver Jan Mens (Schrijver van 'De Kleine Waarheid'). Mevrouw Mens dacht slim te zijn en sleepte haar vloerkleed naar ons portiek om eveneens het lage muurtje te gebruiken. Maar dat was nou niet de bedoeling en dit werd haar op niet mis te verstane wijze door de buurvrouw en mijn moeder duidelijk gemaakt. Gemeenschapszin was ook toen ver te zoeken. De verstandhouding heeft daar overigens niet onder geleden.
In 1944 heb ik het lage muurtje gebruikt om er met mijn buurjongen Piet v.d. Hoek gejat hout achter te verbergen. We hadden op 'de Dijk', het zandlichaam langs de Keulse Vaart, een weg die overgaat in de Weesperzijde, prachtige houten planken gepikt van Duitsers die daar schuilkelders lieten bouwen. We waren altijd op zoek naar spullen voor de noodkacheltjes. Maar we hadden pech. Het hout lag amper achter het muurtje of er stond een soldaat van de Grüne Polizei voor de deur. Consternatie alom. We kregen op ons donder en moesten het hout onmiddellijk terugbrengen. We hadden het vermoeden dat een in de buurt wonende NSB’er ons had verraden.