Op de Ringvaart, ten noorden van het Rechthuis, heerste het ijs. In de jaren vijftig van de vorige eeuw was een heuse winter nog heel gewoon. Het op één na het grootste dagblad in den lande organiseerde overal in de stad schaatswedstrijden voor iedereen. Het was mijn taak een verslag te maken over de gebeurtenis op de Ringvaart. Toen ik aankwam, was men bezig kramen op het ijs te zetten: ik herinner me de warme lucht van chocolademelk. En overal werd geschaatst. Er was geen baan voor de wedstrijden afgezet. Erger nog, ik zag geen enkele organisator. En dat was toch afgesproken... Ik keek het gewoel mismoedig aan. Er kwamen deelnemers naar me toe, maar wat moest ik? Ik kon alleen wachten op organisatoren.
Na een tijdje kwam er een agent: ‘Schaatswedstrijden van ‘Het Vrije Volk’, zo, zo… en geen organisatoren, wel, wel… er zullen hekken moeten komen, meneer…’. Hij ging naar het bureau om het te regelen. Het was behoorlijk koud en ik stond daar maar blauwbekkend terzijde van het gewoel. Na een half uur was er nog geen hek komen aanlopen, ook de agent bleef weg. Na drie kwartier: nog niks.
De deelnemers stelden voor dat ze zelf een baan zouden afzetten. Maar dat lukt natuurlijk niet met nog geen twintig mensen. Ze stonden heldhaftig het publiek tegen te houden, maar de mensen drongen op en degenen die om het hardst schaatsten kregen nauwelijks ruimte om elkaar in te halen. Ze hadden welhaast over elkaar heen moeten klimmen. Ik heb maar geen verslag gemaakt.