Bij ons in de buurt kwam een ijscoman, hij woonde in de Danie Theronstraat. Zijn naam was Van Delft. Hij had een bel om te laten horen dat hij er aankwam. Hij zong daarbij ook nog eens een lied. Hij ging door de hele buurt: de Viljoenstraat, de Tugelaweg, de President Brandstraat, de Reitzstraat naar de Christiaan de Wetstraat. Uiteindelijk kwam hij bij zijn standplaats op de Tugelaweg, op de hoek bij de President Brandstraat. Daar begon hij te zingen:
‘Vijf cent de dikke
Nou ken je bikke
Voor de dorst en de hitte
Om te lopen en te zitte
Goed voor de hele familie
Roomijs met vanillie’.
Een ijsje kostte vijf cent, met slagroom was een cent meer. Je had ook een ‘spatsie’, dat zijn twee jodenkoeken met daar tussendoor ijs.
Je had ook een Berlinnerbollen man die langs kwam. Door zijn leus ‘Berliner bol, wat heb ik een lol’, wist iedereen dat hij er aankwam. Hij had een fiets met een grote mand of bak voorop. Berlinerbollen, je weet wel, met die gele room. Ik geloof dat die vijf cent kostten. Hoe vaak hij kwam weet ik niet meer.
Dan had je ook nog ‘Mosie Pippie’, dat was het zuurvrouwtje. Dat was een kleine, korte, dikke vrouw met een blauw schort voor, ze had zwart haar. Ik zie haar nog voor me. Als zij de straat inkwam, zei mijn moeder: ‘Ga maar wat zuur halen’. Afhankelijk van wat er was, ging ik voor 5 of 10 cent ‘gemengd zuur’ halen. Mosie Pippie ging dan met haar hand in een grote uienpot, in de augurken en nog zo wat. Je kreeg het mee in een schaaltje dat je wel zelf mee moest nemen. Ze verkocht ook gezouten limoen (citroen in het zout).
Voor alle verhalen: Katharina Blog-Suesan inhoudsopgave